Een staartje Kobe

Persoonlijk

Min of meer met het idee dat het niet erg zou zijn als de bestemming tegen zou vallen omdat het om de weg ernaar toe gaat, vertrok ik maandag 31 maart redelijk vroeg vanuit mijn hotel richting Kitanocho, een wijkje in de heuvels aan de rand van Kobe. Onderweg zag ik natuurlijk weer de meest vreemde architectuur, zoals deze hoogbouw in namaak Tudor-stijl, die een wel heel vreemde combinatie vormt met de buurpanden. Japan!

Kitano is een attractie omdat het voor Japanse begrippen iets zeldzaams is: in het begin van de vorige eeuw hebben westerse diplomaten en zakenlieden op een heuvel met uitzicht over de stad en de haven huizen gebouwd, vaak in de stijl van hun thuisland. Op een heuvel, mind you, dus dat was flink klimmen om er te komen.

Was het nou heel bijzonder? Nou… eh, wat zal ik zeggen. De huizen die dat zouden zijn waren op zich niet zo gek, maar ze waren stuk voor stuk ingericht als museum of noem het attractie. Zoals het England House, dat met een heel Engels cliché aan de slag was gegaan:

Om nog eens te benadrukken dat geen cliché geschuwd werd, hier nog een plaatje van de binnenplaats van het Holland House.

Maar dat het uitzicht hier mooi geweest moet zijn geweest geloof ik graag.

Ik heb in het buurtje zo’n beetje alles aan bezienswaardigheden bekeken, heb er nog koffie gedronken en ben vervolgens de heuvel afgedaald om de straten rondom station Kobe-Sannomiya gaan verkennen. En omdat veel lopen veel energie kost, geluncht in een zaak onder het spoor, Tooth Tooth on the Corner (ja, die namen…), waar ze een heel vreemde interpretatie van de Caesar Salad op het menu hadden. Ik heb geen woorden voor de draai die ze hier aan deze klassieker gegeven hebben; ik noem enkel ’wentelteefje-achtig-sponsbrood-met-nadrukkelijke-vanille-smaak‘. Heel vreemd. Maar het biertje erbij was oké.

Was de dag hiermee voorbij? Eigenlijk wel. Ik was nog wel van plan om op de laatste avond in Kobe me te wagen aan het beroemde Kobe-vlees, waar je in Kobe niet aan voorbij kunt omdat elk derde restaurant erom draait, maar ik had absoluut geen trek en ook helemaal geen zin in vlees. Dus op mijn hotelkamer online gegaan, gezocht naar logies in Osaka, dat geboekt, in bed een boek uitgelezen en netjes net voor middernacht gaan slapen. Jammer voor wie graag had gelezen over het nachtleven van Kobe, maar helaas.

Kobe, oh Kobe…

Persoonlijk

De echt allerbelangrijkste reden voor mij om Kobe op te nemen in het (overigens verder non-existente) reisplan is dat hier het Takenaka Carpentry Tools Museum is gevestigd. Dat staat al sinds ik over het bestaan ervan vernam heel hoog op mijn (overigens verder compleet lege) bucketlist.
Het museum ligt vlak bij station Shin-Kobe, waar de Shinkansen stopt, en dat is precies één halte per trein van het station het dichtst bij mijn hotel — vandaar dat ik er al vier minuten voor openingstijd was. Mooi dat ik als eerste een kaartje kocht en binnen was!

In het museum ligt, de naam zegt het al, de nadruk op werktuigen voor houtbewerking; vooral Japanse natuurlijk, maar er is ook een afdelinkje met westerse gereedschappen, waardoor ook duidelijk wordt waarin een en ander met elkaar verschilt.
In Japan was hout vanouds het materiaal om mee te bouwen; het land is immers grotendeels bebost. Er zijn werktuigen voor het bewerken van hout gevonden uit de steentijd, waarvan een aantal replica’s getoond worden. Wat betreft de verdere ontwikkeling was die in latere perioden vooral gebaseerd op voorbeelden uit China en Korea.

Het moment dat Japans gereedschap een wat andere vorm krijgt hangt samen met het invoeren van een verordening, rond 1870, die het dragen van zwaarden verbood. Zwaardsmeden gingen zich toen maar toeleggen op het maken van messen en ook schaafijzers, bijtels en zaagbladen. Door hun bestaande vakmanschap is het gereedschap naar een heel hoog niveau getild. In het museum wordt daar veel aandacht aan besteed, onder meer door profielen van vooraanstaande smeden en families van smeden. Heel interessant voor een gereedschapsfreak als ik.

Ik heb bijna 2,5 uur rondgekeken in dit niet erg grote museum en heel veel foto’s gemaakt, die ik de lezer zal besparen. Nog een paar, dan… Zoals deze hieronder. Dat is het gereedschap waarover een Japanse timmerman zo’n beetje de beschikking hoort te hebben, dus ook echt te hebben — als ik het me goed herinner iets van 189 items. Je ziet linksboven waar het begint met een adze en een bijl, dan naar rechts toe eerst zagen voor het grove werk, doorlopend naar zagen voor specifieke toepassingen en fijner werk. Vervolgens allerlei soorten beitels, met aan het eind rechts die welke voor grote houtconstructies gebruikt worden. Dan in het midden nog meer beitels, een paar schroevendraaiers, divers handgereedschap zoals catclaws, een knijptang, enz. De onderste rij van links, de langere objecten zijn reien en waterpassen. Dan mallen voor het aftekenen van hoeken, twee Sumitomo (inkthouders met een draad) met bamboe-pennen, twee Japanse timmermanshaken, aftekenblokjes, boren van verschillende types, waaronder een omslagboor, dan typisch Japanse handboortjes (je draait de houten schaft tussen je schuivende handen), hamers in verschillende gewichten en specifieke vormen, een houten klopper; vervolgens twee hamers waarvan ik niet weet waar die toe dienen, messen voor het bewerken van riet en ander materiaal en een plank die als werkblad dient met een pen die je in de bodem kunt slaan als stopper. En dan als laatste in deze toch al te uitgebreide uitleg: wat plat ligt zijn hoofdzakelijk schaven (ganna’s) en wat slijpstenen en helemaal rechts een handkrik.

Superinteressant & ik ben blij dat ik toch maar naar Kobe gegaan ben. Kobe is trouwens een beetje een buitenbeentje. Ik vind het rauwer en ook groezeliger dan de andere steden die ken in Japan. Het zal ermee te maken hebben dat het lang de grootste haven van Japan geweest is. De buurt waar mijn hotel ligt is het uitgaanscentrum & het stikt er van de clubs, eettentjes, massagesalons, bars, en nog meer aan hedonistisch-geöriënteerde etablissementen. Maar aangezien ik niet (meer) het uitgaanstype ben, kan ik hierover geen ervaringen inbrengen.

Verder met de dag. Het is nog steeds zondag en blijkbaar is dat ook de dag dat Japanse gezinnen en families erop uittrekken. Bijvoorbeeld om fijn te gaan picknicken onder een bloeiende boom. Kleed uitgespreid, schoenen uit, heel veel te eten mee, een tentje om kinderen en kouwelijken uit de wind te houden (en het was behoorlijk fris en winderig!) en je hebt een feestje. Ik heb er heel wat gezien op weg terug naar het hotel. Lopend, want dan zie je meer dan in een trein die vooral door tunnels rijdt.

Ook iets Japans: dat dingen zoveel mogelijk schattig en snoezig worden gemaakt. Kawai heet dat. Zoals deze afscheiding. Op zich is het niet gek om dit zo te doen, bedenk ik me nu. Je doet iets wat op zich niet leuk is — mensen de weg versperren — en door het leuk aan te kleden tover je misschien een glimlach op het gezicht van de versperde wandelaar en dat maakt het weer iets positiefs, want leuk. Zouden we in Nederland niet ook die kant op moeten?

Nog steeds op te terugweg werd het tijd voor een koffiemoment! Eerder had ik al een aardig tentje gezien en dat vond ik zowaar terug: Oslo Café. Prima pour over en een stukje matchacake met aardbeien.

Na een sanitaire stop op mijn hotelkamer en eventjes rust ging ik weer op pad. Ik nam dezelfde trein als in de ochtend, maar dan een halte de andere kant op. Vandaar was het nog een redelijk stuk lopen naar mijn volgende bestemming. En zoals dat bij mij gaat, kan ik me niet onttrekken aan het kijken en vastleggen van bijzondere gebouwen en architectuur.

Toen ik vlakbij mijn eindbestemming van het moment was, viel het me op dat er heel veel sportwagens op straat reden. Vooral Porsches. Ik zou later ontdekken waarom (tenminste, dat denk ik).

Doel bereikt! De landmark van Kobe, de Kobe Port Tower — gebouwd begin jaren 60, 108 meter hoog, met een observatorium op 90 meter hoogte. De vorm is gebaseerd op dat van een Japanse trommel, de Tsuzumi. Dat zegt tenminste Wikipedia.

In eerste instantie was ik bang dat ik lang in de rij zou moeten staan omdat er gewerkt wordt met time slots, wegens de beperkte capaciteit natuurlijk, maar ik was binnen een kwartier boven. En het was boven echt belachelijk fantastisch. Rondom keek je kilometers ver & er was legio te zien, want veel activiteit in de haven (de naam van de toren suggereerde het al, ze staat in de haven) en op de grond en op de straten. Mieren en dinkytoys.

Soms maak je een foto en ziet achteraf hoe goed die eigenlijk is. Zonder mezelf op de borst te willen kloppen, moet ik zeggen dat deze hierboven geniaal is. De reflectie in het glas, nog net een hand in beeld die een smartphone vasthoudt, het moment van het V-teken, alles klopt hieraan. Deze gaat thuis groot aan de muur!

Over dat V-teken: Kobe heeft zichzelf op een gegeven moment uitgeroepen tot atoomvrije stad en haven. Dat had als consequentie dat er vanaf dat moment geen Amerikaanse oorlogsschepen meer kwamen. Niet omdat ze atoom-aandrijving zouden hebben, maar omdat het topgeheim is of een schip atoomwapens aan boord heeft.
Voor dit initiatief was Kobe wel een belangrijke lig–, pleister– en aanmeerplaats voor de US Navy. Daarna kwam er geen Amerikaanse matroos meer, tenminste niet per schip. Zo gaat dat.

(Bijna vergeten om te vermelden: op de foto hierboven zie je aan de horizon een lange strook witte gebouwen. Dat is Osaka, badend in de zon.)

Nu komt er nog iets geks. Ik had geen drinken bij me en bezocht dus de bar, drie of vier verdiepingen onder het observatieplatform. Ik nam een biertje, want waarom niet? Bleek dat de buitenste ring van de bar ronddraait! In dertig minuten heb je, zittend, met een biertje, alles rondom gezien, als je tenminste zolang blijft zitten

Heb ik natuurlijk gedaan.

Toeristenattractie of niet, dus wel, maar ik vond het geweldig leuk. Ook fijn om echt te zien dat mijn ruim twintig jaar geleden gelaserde ogen het nog zo goed doen als het om de verte gaat. Zo had ik op een gegeven moment de top van mijn hotel in de smiezen.
Okay, prima dag tot nu toe. Tijd voor de volgende bezienswaardigheid. Chinatown.

Tja, wat moet je daarover vertellen? Chinatowns zijn overal op de wereld hetzelfde: grote toegangspoort, lampions, veel rood en geel. Heel veel eettentjes, streetfood dus. Goedkope kitch-souvenirs. En vooral ook heel veel mensen.
Vanwege een lichtknorrende maag heb ik waarachtig iets Chinees gegeten, en dat heb ik geweten. Het was een gestoomd broodje met een dikke plak heel lang gegaard (varkens) buikvlees. Bij het bestellen had ik niet gezien hoe dik de laag vet op die plak was & ik heb het niet zo op vet.

Met een ontknorde maag en een vol en vet gevoel ben ik vervolgens naar mijn hotel gelopen, om zuchtend en kreunend op mijn bed te gaan liggen, erop hopend dat ik snel voldoende uitgebuikt zou zijn om later die avond nog wat te gaan eten. Ging dus niet door. Nul honger en ook nul zin om weer op pad te gaan. En drie items op één dag afvinken is trouwens meer dan voldoende, toch?

PS De sportwagens. Vanuit de toren zag ik dat op een parkeerterrein ernaast een soort meetup was — ik vermoed — ’petrolheads‘. Er stonden heel veel sportwagens, verder nog tractoren, motoren en dat soort shit. Met natuurlijk de nodige bewonderaars eromheen. Af en toe reed er eentje weg, met luid ronkende motor. Dat kon je zelfs van 90 meter hoogte horen.

Bert’s Museum Curse

Persoonlijk

Deze vrijdag was ‘moving day’, maar ik had bedacht dat ik met een handigheidje nog wat van Hiroshima kon zien aleer de Shinkansen naar Kobe te nemen: op tijd uitchecken, de bagage op het station in een locker bewaren, alvast het treinkaartje scoren & dan op mijn gemak nog een museum doen.
Even terzijde: voor wie zich afvraagt hoe een hotelkamer er hier uitziet, een foto, die enkel en alleen mogelijk is omdat mijn nieuwe iPhone een groothoeklens heeft.

Nota bene dat een gemiddelde kamer niet groter is dan elf of misschien twaalf vierkante meter, inclusief de badkamer. Het bed is een kleine of gewone twijfelaar – dus 120 of 140 cm breed. De badkamer is altijd een prefab-doosje met een toilet, wastafel en douche/bad. Het douchewater is perfect, zo warm als je wilt. Alle mogelijke toiletartikelen zijn aanwezig.
Er zijn bijna altijd sloffen en slippers, een slaapjas (ben de naam vergeten). Waterkoker, koelkastje, vaak ook een magnetron. Al met al prima geregeld en goed te doen. De prijs per nacht kan enorm verschillen. Maar voor het type hotels (tot nu toe drie van twee ketens) dat ik frequenteer kost het tussen de 52 en 90 euro per nacht.

Maar we gaan op stap. Na het uitchecken dus eerst de bagage en het treinkaartje geregeld. Vervolgens een niet al te lange wandeling naar het Hiroshima Prefectural Art Museum, waar ik na het kopen van een kaartje erachter kwam dat er momenteel geen tentoonstellingen zijn — die van Salvador Dali opent in april en de vaste opstelling werd ook gewisseld.. Heb ik weer — dit is me vaker overkomen, met als uitschieter de Frick Collection in New York, waar ik in de loop der jaren vier keer voor een dichte deur heb gestaan, alvorens het in januari 2014 wel lukte (en ook toen een heel verhaal).
Onderweg kwam ik dit vreemde gebouw tegen. Het is namelijk zo dat in Japan qua architectuur schijnbaar alles kan. Je ziet de vreemdste creaties en ik zou een heel blog kunnen vullen met plaatjes, maar dat gaan we nu niet doen.

Het museum dus. Wat bleek? De toegang gold ook voor de aanpalende tuin, de Shukkeien Garden, een echte landmark van Hiroshima, en ook nog meermaals met keizerlijk bezoek vereerd. Wat toevallig dat mijn moeder ook een Keizer was.

Ik moet toegeven: deze tuin was de moeite waard. En niet alleen door de ook hier volop bloeiende bomen en struiken.

De tuin volgt de Japanse traditie dat er veel symboliek in verwerkt is. Het fijne weet ik er niet van, maar een voorbeeld is dat er vaak een een heuveltje in voorkomt die staat voor Mount Fuji. En waarschijnlijk heeft ook dit bamboe-bosje een diepere betekenis.
Voor mij, onnozele westerling, is het vooral mooi.

En mooi was het! Wat verder opviel: over het hele terrein waren voorbereidingen te zien voor een soort illuminatie-gebeuren: spotjes met gekleurde gels, laag opgehangen downlighters langs de paden, strategisch opgestelde statieven met grote theaterlampen, en zo meer. Ik denk dat er een soort avondlijk spektakel zou gaan plaatsvinden, wat wel eens heel mooi zou kunnen zijn.
Maar niet voor mij, want ik ging naar Kobe. Met de snelle trein & nu was ik voorbereid — een Bento gekocht op het station, me op het perron op de goede plek opgesteld, netjes in een rij wachtend en zowaar een lege stoel gevonden. De trein stopt trouwens exact twee minuten en dan is enige discipline van de reizigers zeer gewenst. In Nederland zou dit natuurlijk onmogelijk zijn.

Cabine 1 was, nadat ik mij geïnstalleerd had, al snel helemaal bezet, op één stoel na, die door een wat oudere vrouw die ernaast zat geclaimd werd door een doekje op het uitklaptafeltje te leggen. Heel vreemd, ook omdat niemand daar wat van zei. Ze heeft trouwens de helft van de reistijd zitten eten, waardoor ik eigenlijk geen zin meer had in mijn lunch. Die heb ik pas op mijn hotelkamer in Kobe gegeten:

Allemaal lekkere hapjes: rijst natuurlijk, wat smaakmakers, stukjes kip en vis, groentes in het zuur, een plakje omelet en een toetje. Zeer smakelijk. En eigenlijk ook de afsluiting van deze ‘verhuisdag’, want ik had wel weer de knollen raap. Reden om het de rest van de dag ervan te nemen. Ik heb op mijn kamer wat tv gekeken (laatste aflevering van Reacher!), plannen gemaakt voor de volgende etappes, begonnen aan een nieuw boek en tegen één uur gaan slapen.

Hiroshima dag 2: Met z’n allen naar Miyajima

Persoonlijk

Eigenlijk was het niet de intentie toen ik vanochtend tram nummer 2 naar Hiroshima Port nam om écht de boot te nemen en dan ook nog naar een van de meest toeristische plekken van Japan — maar het is wel gebeurd.

Hiroshima is trouwens één van de achttien steden in Japan die een tramstelsel heeft. De rijtuigen zijn een mix van behoorlijk ouderwets en juist erg modern. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van digitale informatie in de oude. En ook dat de oude erg smalle zittingen heeft.

Als je dus in de ferry terminal van Hiroshima Port aankomt en min of meer de geest hebt gekregen en besloten om naar Miyajima te varen, dan mag je weg zien te worden uit deze chaos aan info op en bij en rond de ticketloketten… Helemaal links moest ik zijn en ik kreeg niet alleen een fraai biljet met aangeniet papiertje met uitleg in het Engels, maar ook een heuse geplastificeerde boarding-kaart.

De boot doet er 28 minuten of zo over om naar Miyajima te varen en stopt onderweg nog even bij een groot hotel vlakbij de haven, het Prince Hotel (originele naam weer).

Je bent dus in een wip op het eiland dat blijkbaar heel hoog staat op de wenslijst of bucketlist van zo’n beetje alle Japanners en heel veel andere wereldburgers. (Nu zal de lezer die mij kent zich afvragen waarom hiernaartoe, wetende dat ik dit soort attracties en ook grote mensenmenigten niet zo eh… waardeer, dus. Maar er komt hierop antwoord.)

Waarom deze plek zo popi is? Het is al eeuwen een geliefde bestemming vanwege de echt mooie tempel (religie! bedevaart! de goden vragen!) en de ervoor in zee staande poort – de Otorii. En eerlijk gezegd is het ook een geweldig mooi ding. Verder is er een prachtig natuurgebied, eigenlijk het hele eiland, want Unesco Erfgoed, met een hoop wandelpaden en oerbos. Maar daar heb ik me niet aan gewaagd.

Dit best grote complex is ooit door een lokale daimyo gebouwd nadat een monnik hem had ingefluisterd dat hij zo’n beetje top of the bill zou worden. Of dat ook gebeurd is weet ik niet, maar zijn bouwkunsten waren voortreffelijk; het complex is boven het water gebouwd en bij vloed gaan de vloeren/decks door een slimme constructie drijven.

Super interessant, maar de rij voor de kassa beviel me niet en ik ben het plaatsje gaan verkennen. En ja hoor, ook hier bloesem!

Inmiddels was het bijna 12 uur. Ik had al wel twee van die in opgeblazen plastic verpakte zachte sandwiches met iets vaags gegeten, maar nog geen koffie gehad. Mooi dat er aan het strand, net voorbij de tempel een leuk café was: ‘café lente’ — ja, zonder hoofdletters — waar ik hele goede opschenkkoffie dronk en een puntje cheesecake erbij at. Dat glas ijswater is vaste prik in alle horecagelegenheden in Japan, net als een doekje om je handen mee op te frissen.

Het café lag aan het strand, op een soort zeewering en bood uitzicht op de Otorii.

Hoewel er duizenden mensen waren, kon je toch dit soort plekken tegenkomen:

Iedere toeristische bestemming hoort een museum en te hebben en zo ook dit eiland: er is een Municipal Museum of History and Folklore of Miyajima. Het is gevestigd in een vroegere woning met werkplaatsen en magazijnen van een rijke soja-handelaar. Als eerste kwam ik een oud vrouwtje achter de kassa tegen, die de hele tijd kakelend lachte. Het geschiedenis en folklore-gedeelte had een prachtig gedateerde inrichting met heel veel zooi. De tuin van de oorspronkelijke woning (schoenen uit!) was echt geweldig.

Al met al heb ik wel drie kwartier in dat museum rondgelopen. En veel geleerd!

Nog even een plaatje ter illustratie van de bezetenheid met bloesem. En voor de goede orde ook eentje van de herten die hier in dorp en omgeving vrij rondlopen (Waarschuwing per omroepsysteem: Deze herten zijn wilde dieren, blabla blabla.)

Het dorp is natuurlijk helemaal gericht op bezoekers en de belangrijkste straten hebben enkel eettentjes, restaurants en souvenirwinkels. Toen ik een zaakje zag waar men de typische rijstsnack onigiri verkocht, kon ik het niet laten en nam er eentje met tonijn. Het idee is dat je het dekseltje van de rijstverpakking haalt, de boel omkiept op het zeewier, daarin wikkelt en uit het handje opeet. Was erg lekker, maar wel weer veel verpakkingsmateriaal.

Ook een leuke is dat het eiland bekend staat om de handgesnitzelde rijst-lepels. Her en der hangen er ook grote uitvoeringen en deze spant de kroon. De mythe eromheen wordt uitgelegd op een plaquette. Ik heb er ook eentje gekocht, maar dan in een handzaam formaat.

Ik heb eens ergens gelezen dat een groot deel van de gigantische opslagcapaciteit van de datacentra op de wereld opgaat aan de miljarden foto’s die er elke dag gemaakt worden. Ik doe daar nu ook aan mee, maar probeer het wel te beperken — voor het milieu. : ) Zouden deze teamgenootjes dat ook doen?

Bij aankomst met de snelle boot moest je reserveren voor een vertrektijd. Ik had vijf uur uitgekozen, wat trouwens de laatste mogelijkheid was. En dus ging ik braaf mee met deze meneer naar de plek waar de boot aanmeerde en snel weer vertrok, met maar heel weinig terugkeerders.

Leuk plaatje, dacht ik. De zon kwam weer door, na een behoorlijk grauwe dag en dat gaf een mooi beeld met de druppels zeewater op de ruit. Het heeft trouwens de hele dag niet geregend!

Met dezelfde tramlijn, maar in plaats van een modern tramstel nu een oudere, ging ik terug naar het begin – Hiroshima Station. Supermodern en nog niet eens afgebouwd, maar natuurlijk wel uitgerust met een complete bazaar van eettentjes. Wat mij de kans gaf om eindelijk ramen te eten. In dit geval eentje met extra groente, want dat leek me nodig.

Op deze tiende dag van mijn reis is dit trouwens de eerste keer dat ik in het donker naar mijn verblijf liep. Morgen vertrek ik voor de volgende etappe: naar Kobe.

O ja, uitleg! Ik heb wel iets met eilanden. Als je naar een eiland gaat word je min of meer gedwongen je over te geven aan de sfeer ervan. Dit eiland is natuurlijk niet te vergelijken met zeg Schiermonnikoog, maar ook daar geldt het principe van Hotel California. Geef je over & ga mee met de flow. Ga vol verwondering mensen en dingen kijken, denk er bij wat je wilt, maar besef dat je ook zelf object van verwondering bent in de ogen van anderen.
Filosofeer over het banale, maak er wat van en het genieten komt vanzelf. Uiteindelijk gebeurt het toch als je dat lekkere softijsje met matchavanille smaak in handen hebt en daar verzaligd aan likkend meegaat in de stroom van bezoekers.

Hiroshima, mon amour. Le premier jour.

Persoonlijk

Het is alweer donderdag, in feite de negende dag van mijn Japan-avontuur. En de eerste ‘echte’ dag in Hiroshima.
Uitgerust en vol goede moed ging ik al vroeg van start. Met een plan. En fase een van dat plan was vanaf het station met de tram (lijn 2) naar de Atomic Bomb Dome, een monument van de afschuwelijke tragedie die zich in augustus 1945 hier in Hiroshima voltrek: de eerste keer dat een atoomwapen werd gebruikt. Zoek de cijfers maar op en lees de feiten maar na.
De Dome is de naam gegeven aan de resten van een gebouw dat min of meer is blijven staan, een beetje bij toeval, omdat de atoombom op iets van 800 meter hoogte boven dit gebouw ontploft is (van het splijtbare materiaal is trouwens maar 2% van wat erin zat werkelijk tot ‘fusion’ gekomen) en de klap dus van boven kwam. In de verre omgeving is echt bijna alles plat gegaan – iets van 98% of daaromtrent.

Heel gruwelijk allemaal. En dat werd uitgebreid gedocumenteerd in het Horishima Peace Memorial Museum in het aan de andere kant van de rivier gelegen Peace Memorial Park, dat gerekend wordt tot de 10 bestemmingen in Japan die je moet doen. Voordat ik dat ging doen nam ik eerst de tijd voor koffie en een piepklein stukje ‘fluffy’ cheesecake in het Backen Mozart Café, dat onder een vleugel van het museum gevestigd is.

Hoewel vooraf gewaarschuwd dat het altijd erg druk is in het museum, viel dat enorm mee. Ik hoefde ook geen kaartje te kopen (want oud!). Maar die andere waarschuwing, dat er gruwelijke beelden te zien zouden zijn, was zeer terecht. Het was ook erg aangrijpend. Foto’s, voorwerpen, verhalen, opgesteld in een soort labyrint, waar je eerst in een lange gang naartoe loopt en min of meer gedwongen wordt met de mensenstroom mee te gaan.
Ik heb geen woorden voor wat ik voelde. Nou ja, vooral woede en verbazing over hoe het bestaat dat mensen andere mensen zoiets kunnen aandoen.

Daarom nu even een moment van schoonheid in het hier en nu – met dank aan Sakura, het bloesemseizoen!

Tijd voor item twee van mijn plan: een redelijk lange wandeling door het winkelhart van Hiroshima, die zou dan eindigen bij het Hiroshima Museum of Art. Kunst dus. Onderweg ben ik natuurlijk weer van de route afgeweken, maar dat leverde wel interessante plaatjes en inzichten op. Bijvoorbeeld dat men in Japan de verzorging van het huisdier erg serieus neemt, en dat zulks met uniformen ook het geval is. Wat het laatste betreft heb ik geen sjoege waar deze voor bestemd zijn. Corporate dress of schooluniform? Muziekharmonie?

Nadat ik de diverse galerijen en passages met winkels etc,. achter me had gelaten begon het een beetje te motregenen. En ik was de enige persoon in heel Hiroshima die geen paraplu bij zich had, dus ik begon me al zorgen te maken, toen de regen naliet en ik, nog nagenoeg droog, na enig zoeken in een park de ingang van het museum vond.
Het museum was overzichtelijk. Alleen het hoofdgebouw was toegankelijk: rond, met op iedere windrichting een entree, en vier zalen met elk een thema. Heel mooie werken, waaronder een erg fraai portret van Berthe Morisot door Edouard Manet.

In het museumcafé, Café Jardin genaamd, at ik een tomaat/avocado-sandwich en dronk grapefruitsap (vitamines!). Het ijswater erbij is wel drie keer aangevuld door een van de meisjes die er werkten. Zoals overal in Japan was de bediening heel voorkomend – ik word er iedere keer weer een beetje verlegen door en voel me toch wel een grote, lompe westerling in dit land van ranke, fijnbesnaarde en elegante vrouwen (de mannen zijn dat zeker niet).

Mijn plan voor de dag had nog een derde component en die lag bovendien mooi op de terugweg naar mijn hotel. Hoewel de gebouwen op het terrein van Hiroshima Castle ook verwoest waren, is eind jaren 50 het kasteel herbouwd. Helaas niet met de materialen van toen, maar met beton. Toch was het indrukwekkend en de tentoonstelling binnen gaf een goed beeld van de ontstaansgeschiedenis van Hiroshima en al wat er in de loop der eeuwen gebeurd is.

Eenmaal dit alles gezien leek het me zinnig om terug te gaan naar mijn hotel. Met 90% kans op neerslag was de dag tot nu toe bijna 100% droog gebleven en dat kon natuurlijk niet lang goed gaan. Vanaf het kasteel was het niet erg ver. Onderweg door van die onbenoembare buurtjes en buurten kom je vaak dingen tegen die je een andere kijk op de aard van een stad of land geven. Bijvoorbeeld dat men in Japan dol is op chroom op de wagen. Of dat wat wij een krot zouden noemen fier naast de meest moderne betonnen hoogbouw kan staan zonder dat dit stoort. (Of misschien ons wel stoort, maar de mensen hier niet. Een soort fatalisme, want hier kan een aardbeving zomaar alles doen veranderen.)

Even na drie uur was ik weer op mijn kamer, na een uurtje of zes plus onderweg geweest te zijn. En sindsdien, het is nu acht uur, heeft het alleen maar geregend. Dat percentage wordt wel gehaald, denk ik.

Dag zes, een dag onderweg

Persoonlijk

Woensdag 26 maart werd zo’n dag die je achteraf als een tikje verloren zou kunnen beschouwen. Een dag die in het teken stond van gaan van a naar b, maar ook van teveel gedaan naar niets meer doen.
Het begon wel op tijd, met een voorspoedige eerste etappe van het hotel met de metro naar Tokyo Station. Daar bleek het kopen van een treinkaartje heel anders te gaan dan zeven jaar geleden, toen ik een JR Rail Pass had en je naar een speciaal kantoor moest waar je na wat administratieve handelingen een heus ticket uitgereikt kreeg. Nu probeerde ik het bij een automaat, wat me niet lukte. In de rij dan maar. Ook dat ging nog vlot en ik zocht het perron op van waar de Nozomi (zo heet de Shinkansen die van Tokyo naar Hakata rijdt en onder meer Kyoto, Osaka en Hiroshima aandoet) vertrekt. Ik dacht nog wel even tijd te hebben om een Bento te kopen – een mooi doosje met allerlei om te eten –, maar bleek een heel end te moeten lopen op het perron om bij wagen 1 of 2 te geraken; deze wagens waren bestemd voor reizigers met niet-gereserveerde plaatsen – zoals ik, dus. Ik vergat in de haast om op de trein te stappen, dat ik best eentje later had kunnen nemen en dan wel wat te eten en te drinken had kunnen kopen. Stom.
Maar ik had een mooie zitplek, op een E-stoel.

Een E-stoel, want van daaruit heb je met een beetje geluk zicht op Mount Fuji als de trein daar op heel wat kilometers zuidelijk langskomt. Een beetje veel heiïg was het wel, maar toch:

Ook nog even een selfie in de Nozomi 25. Let niet op de rode waas, dat ligt natuurlijk aan de camera.

Japan zou Japan niet zijn als de Shinkansen na bijna vier uur rijden niet exact op tijd in Hiroshima zou zijn.

Vanaf het station was het een meter of 800 lopen naar het hotel, dat bij nader inzien toch nog te dicht bij het spoor bleek te liggen.

Dit is de ingang van het LiVEMAX Premium Hotel en dat viaduct links is waar de Shinkansen overheen gaat richting Hakata. Mijn kamer kijkt hierop uit. Met het raam dicht hoor je het nog wel, maar gelukkig rijden die treinen tussen 11 en 6 uur niet.
Hieronder nog het uitzicht van kamer 303, waar ik rond vier uur mijn gympen uittrapte en op bed ging liggen om ‘even’ bij te komen…
Dat werd niet even, want alles wat ik de laatste week gedaan en meegemaakt had haalde me nu in. Ik was kapot, gewoon even niet vooruit te branden. En ben dus op mijn kamer gebleven. Lekker gedoucht, wat dingen uitgezocht die in Hiroshima te doen zijn, in bed nog wat tv gekeken en heel erg op tijd gaan slapen. Zonder de hele dag iets gegeten te hebben, dat wel, maar daar heb ik geen moeite mee. Alles onder het motto ‘morgen is er weer een dag’.