Dag 5 in Tokyo: soms zit het tegen

Persoonlijk

Dinsdag. De dag na maandag. Maandag, de dag dat het National Museum of Modern Art Tokyo (MOMAT) gesloten was. Dinsdag dus de dag om daar naartoe te gaan. Vrij toegang, want 65-plus. Voor een museum dat beschikt over 120.000 items wordt er vrij weinig getoond. Er was dan wel ook een tentoonstelling van Helga af Klimt, maar dat interesseert me niet zo. Toch een goede ervaring want je kreeg een mooi beeld van de invloed die de westerse kunst op die van Japan heeft gehad sinds het land zich openstelde, rond 1870.
Het MOMAT-gebouw is trouwens een kunstwerk op zich.

Aan de overzijde van MOMAT liggen de keizerlijke tuinen en het deel Imperial Gardens East is vrij toegankelijk, mits je geen rare dingen in je bagage meeneemt (dat checken ze!). Ik kwam er via een voetgangersbrug.

Eigenlijk is het geen park. Klinkt raar, maar het was vroeger de plek waar de centrale burcht van Edo (zo heette Tokyo voordat het keizerlijke hof ernaartoe verhuisde vanuit Kyoto) stond. Die burcht bestreek een flink terrein met allerlei fortificaties en gebouwen waarin de Samurai gehuisvest waren. Door aardbevingen en branden is daar veel van verwoest. Zo ook de originele burcht & toen die herbouwd zou worden, is men gestopt toen enkel de voet ervan gebouwd was. Die kun je nu dus betreden (beklimmen is een beter woord) en hebt dan dit uitzicht over het terrein.

Onder het publiek, vooral Japanners en oudere Amerikanen, was veel belangstelling voor de diverse gewassen die er waren. Tientalen soorten bomen (er schijnen vijftig kersenboom-varianten te bestaan – ik denk niet dat die allemaal hier stonden), en heel veel andere soorten vegetatie. Ik ben niet zo’n held in het determineren daarvan, maar een Hosta? Dat lukt me nog wel. Ziet er ook fraai uit.

Het plan vooraf was om deze dinsdag twee musea te bezoeken. Eentje had ik al achter de rug, dus op weg naar de volgende: de National Art Center in Roppongi. Dus een metrostation opgezocht, een flink eind getreind, en er nog op het Nogizaki station achtergekomen dat… het museum gesloten was op dinsdag (de eigen toegang vanuit het metrostation naar het museum was dicht). Vervelend. Waarom kunnen ze in dit land waar alles perfect georganiseerd is, niet een standaard voor sluitingsdagen van musea invoeren? Met dat soort gedachten ging ik maar de omgeving verkennen. Roppongi moest toch zeker wat te bieden hebben?
Nou, niet echt. Wel ontdekte ik een vreemd fenomeen: in een tunnel, cq aftakking van een hoofdweg, maakten chauffeurs van de gelegenheid gebruik om hun voertuig even aan de kant te zetten om een dutje te doen.

Achteraf bleek ik in de verkeerde helft van Roppongi rondgelopen te hebben, maar ik had het al wel een beetje gezien, kocht wat druiven en een reepje chocolade in een luxe winkel (fruit is hier heel duur en vaak iets dat men cadeau doet) om mee te nemen naar mijn hotel, want dat werd nu mijn einddoel.

Ondertussen, en het was al tegen twee uur, had ik nog geen koffie gehad (alweer!) en in de buurt van station Naka-kachimachi, waar ik de metro verliet, vond ik een piepklein koffietentje, genaamd Bock, waar ik uiteindelijk aan mijn trekken kwam. Inclusief carrotcake.

Hierna was het nog maar een klein eindje naar mijn hotel, waar ik eerst het wereldnieuws en het lokale nieuws tot me nam (en de druiven!), en daarna behoorlijk moe een dutje ging doen, met het idee later op de avond in de buurt een eettentje op te zoeken om eindelijk eens een echte avondmaaltijd te doen.
Dat lukte niet helemaal. Fris gedoucht en met goede moed liep ik naar de passage waar ik het eerder over had, om daar te gaan eten. Maar dat ging niet zoals gedacht. Ten eerste waren er niet veel tentjes open, maar ook werd er soms uitdrukkelijk aangegeven dat men enkel Japans-sprekenden serveerde. Heel vreemd. En ook iets wat me pissig maakte.
Uiteindelijk heb ik take away gehaald op de hoek schuin tegenover mijn hotel – een soort Koreaanse curry – en dat op mijn hotelkamer verorberd. Was lekker, maar ik heb er geen foto van gemaakt…

Morgen is verplaatsingsdag. Voor tien uur moet ik uitchecken. Dan naar Tokyo Station om een Shinkansen naar Hiroshima te nemen.

Dag 4 in Tokyo: meutes. menigten, massa’s mensen

Persoonlijk

Toen ik deze maandag al heel vroeg op pad was leek het erop dat het een stuk rustiger zou zijn qua drukte dan in het weekend – in de metro was het treinstel nagenoeg leeg voor Japanse begrippen. Het plan was om als eerste de Tsukiji Fish Market te bezoeken – dat was vanuit mijn hotel makkelijk te doen, want een metrostation op de lijn ernaartoe, de Oedo, ligt op nog geen honderd meter lopen.
Iedereen weet wel dat in Japan de openbare ruimte er heel netjes bijligt, zwerfafval zie je er bijna niet en als dat er ligt hebben buitenlandse toeristen dat gedaan. Maar wat de laatste jaren blijkbaar een ding is geworden is roken op straat. Dat is op heel veel plekken uitdrukkelijk verboden. Om de verslaafden toch hun hijs te gunnen zijn er her en der speciale plekken.

Er vindt al jaren geen echte groothandel in vis plaats op Tsukiji, maar de markt is nog steeds een grote toeristische trekpleister, bleek. Er waren al massa’s mensen op de been, die zo vroeg in de ochtend blijkbaar al wel zin hadden in gegrild vlees, gefrituurde spullen, sashimi, zoetigheid, souvenirs, zeewier, oesters, en heel veel andere dingen.

Het terrein van de markt is niet erg groot, waardoor het snel vol is. Wie mij kent weet dat ik moeite heb met mensenmenigten. Ik heb dus na een en ander goed bekeken te hebben al snel een tentje op een verdieping opgezocht (Mt. Fuji heette het), waar ik een heel erg goede matcha latte gedronken heb. Het kleine glaasje ernaast bevat siroop, iets caramelachtigs.

Min of meer de meute ontvluchtend toog ik richting Ginza, het superdeluxe winkelgebied, dat niet van de markt ligt. Onderweg kwam ik langs het fameuze Kabukiza theater, waar blijkbaar de hele dag door voorstellingen gegeven worden, want het was er (weer!) druk.

De Ginza staat bekend om de buitenissige architectuur, waarvan het eerste voorbeeld dat ik tegenkwam dit gebouw van Sony is.

De Ginza staat vol met winkels van de meest luxe merken, maar heeft ook een paar warenhuizen waarbij de Bijenkorf maar bleekjes afsteekt, zoals Matsuya, dat ik van boven naar beneden bekeken heb. Er was een dakterras met een eigen tempeltje en een compleet restaurant, allerlei shop-in-the-shops, twee kelderverdiepingen met eten – allemaal heel mooi verpakt en uitgestald.

Al dit lekkers liet ik vooralsnog aan mij voorbijgaan, want ik wou absoluut nog een van de flagshipstores van een van mijn favoriete merken bezoeken: Muji. Dat lag vlakbij en had zelfs een eigen hotel, gekoppeld aan de winkel. Op de bovenste verdieping at ik een absoluut heerlijke prosciutto sandwich, vergezeld door een flat white die men speciaal voor mij maakte (want niet op de kaart). Er liep trouwens een meisje in bedrijfskleding (met schort/overgooier!) rond die niets anders deed dan schoonwissen, opruimen en meubels exact haaks en recht terugzetten, met de belijning van de houten vloer als hulpmiddel. De meubels waren stuk voor stuk design-klassiekers. Heel gaaf.

Muji is vooral een waanzinnige winkel omdat ze op alle gebieden mooi vormgegeven, doch neutrale producten aanbieden, die heel betaalbaar zijn. Dat, gegeven het feit dat er een speciale hoek met Tax Free kassa’s is, zal bijgedragen hebben aan de drukte op de winkelvloeren. Ik heb desalniettemin bijna alles bekeken & vind het nu nog erger dat in Europa zoveel niet beschikbaar is.

Tijd om Ginza te verlaten. Na even zoeken vond ik een metrostation van waaruit ik met de Asakusa-lijn rechtstreeks kon naar… Asakusa! Beroemd vanwege de Senso-Ji tempel, die noordwestelijk van het Asakusa-station ligt.
Hier kwam ik een vreemde handel tegen, namelijk kimono-verhuur. Blijkbaar voegt het iets toe als je als toerist, ook al ben je geen Japanner, in traditionele kleding rondloopt. Heet dat niet cultural appropriation?

Er bleken genoeg mensen te zijn die dat leuk vonden. En nog meer mensen die geen kimono aanhadden, want het was er (alweer!) beredruk. Op de aanlooproute naar de tempel, met legio stalletjes eten, souvenirs, etc., bij de poort naar het tempelterrein, en bij de tempel(s) zelf. Dit is de poort, Kaminarimon Gate.

De Senso-ji tempel is een van de oudste van Japan, en je kunt er bidden voor allerlei zaken. Dat wil zeggen dat je een soort aflaat kunt kopen bij een van de automatieken, bijvoorbeeld de wens om een lang leven te mogen leiden, of dat je maar gelukkig wordt, een dikke auto wil, of weet ik veel, in de vorm van een doosje. Die je vervolgens, al biddend, in een groot rooster dropt. Daar kan trouwens ook gewoon contant geld in.
Het hart van de tempel is niet toegankelijk voor jan en alleman, want alleen bestemd voor de gewijde priesters. Die daar volgens mij 24 uur per dag, alle dagen van het jaar, continu aan het worshippen zijn. Ieder zijn ding, maar de tempels zijn wel erg fraaie gebouwen.

Als je de moeite genomen hebt om je in kimono te kleden, moet dat natuurlijk wel gedocumenteerd worden voor het thuisfront en de socials…

Gebouwen op een tempelterrein hoeven trouwens niet oud te zijn. De pagode is dacht ik uit de jaren 70, gebouwd naar voorbeeld van eentje die in de oorlog verwoest is. Het hele gebied van Asakusa is trouwens in 1945 verwoest door bombardementen en vuur, waarbij vele duizenden slachtoffers zijn gevallen.

Op de foto’s zie je het niet echt, maar er waren duizenden mensen, wat ik op een gegeven moment niet meer trok. (Waarom dan naar Japan, Bert? Daar wonen er tientallen miljoenen!) Met de Ginza-lijn ging ik terug naar mijn thuisbasis. Voor ik vanochtend vertrok heb ik nog een nacht bijgeboekt. Dat komt wat handiger uit voor het vervolg.

De dag heb ik voorlopig afgesloten met twee blikjes bier, waarna ik behoorlijk uitgeteld op bed in slaap viel, voor wat bedoeld was als een kort dutje, maar natuurlijk uitliep. Ik kan me niet herinneren of ik over meutes mensen gedroomd heb, maar het is niet onwaarschijnlijk.

Dag 3, een rondje Tokyo

Persoonlijk

Een goede nachtrust doet wat met de mens. Verkwikt stond ik al vroeg te wachten bij de lift. Dat ding is de bottleneck van dit hotel en vanaf mijn twaalfde verdieping is het soms lang wachten. En tijdens de rit naar beneden stopt het ding naar mijn gevoel veel te vaak en raakt het al snel overvol.

De buitentemperatuur was zelfs zo vroeg al aangenaam (in de loop van de dag werd de 25 graden aangetikt), dus mijn trui maar niet aangedaan. Later ook het jasje uit.
Op weg naar het nabijgelegen station Okachimachi ontdekte ik een soort passage, eigenlijk een overdekt straat, met winkels en eettentjes en woningen. Dat moest ik natuurlijk even bekijken en zo begon de eerste omweg van de dag. Ik kocht aardbeien bij een winkeltje met enkel groenten en fruit. De sortering en uitstalling was excessief:

Het plan voor de ochtend was een bezoek aan een deel van de stad dat niet geleden had onder oorlogsschade en nog het karakter van het vooroorlogse Tokyo zou hebben: de omgeving van Nippori Station. Om daar te komen hoefde ik enkel een paar haltes met de Yamanote-lijn. Die JY-lijn vormt een rondje rondom Tokyo en verbindt een groot aantal stadsdelen. Je gaat met de klok mee of tegen de klok in. Ik ging een paar haltes tegen de klok in.

Nippori bleek aan de binnenzijde van de spoorlijn te bestaan uit heel veel begraafplaatsen en tempels. Blijkbaar was het ooit een vorm van stadsplanning om op een uitgekozen plek tempels te gaan bouwen zodat mensen in die buurt gingen wonen. Nippori is daar een mooi voorbeeld van. Japanners nemen het eren van hun voorouders trouwens erg serieus; ik zag veel bezoekers aan graven die bloemen plaatsten en de boel op orde brachten.

Mijn oorspronkelijke doel, Yanaka Ginza, had ik inmiddels links laten liggen (in feite rechts, maar dat doet er niet toe) en ik liep half langs het spoor terug, heuvelafwaarts, tot de rand van het ‘begraafplaatsengebied’. Daar ontdekte ik een klein café – wat in Japan iets anders is dan bij ons, nl. een plek om wat te drinken, voornamelijk koffie en thee, en wat te eten, ontbijt en lunch dus. Ik kon wel wat verhappen en bestelde met behulp van een geïllustreerd menu met engelse vertalingen beboterde toast met roerei en koude melkkoffie.

Na dusdanig innerlijk versterkt te zijn liep ik weer terug station om daar over te steken naar de andere kant van het spoor. Ook hier het fenomeen van veel eettentjes in de omgeving van het station.
Ik zocht een parkje op om de voeten wat rust te geven en eindelijk de aardbeien op te eten.

Opmerkelijk dat de aardebeien echt allemaal dezelfde omvang hadden en dus strak in het gelid in de verpakking pasten. Ze waren trouwen enorm smakelijk.
Nu werd het echt tijd om mijn doel weer in het vizier te krijgen en ik liep terug richting station, om vervolgens iets te ver door te lopen voordat ik het spoor weer kon kruisen. Zo kwam ik via een omweg (de derde van de dag, als ik het goed geteld heb) eindelijk uit op Yanaka Ginza. Dat een grote attractie bleek te zijn.

Terecht, want het was echt een leuke mix van winkels, galeries, ateliers, eettentjes, enzovoorts. En het beloofde kleinschalige ‘oude’ Tokyo, voor zover ik dat kan beoordelen.
Aan het eind van de hoofdstraat liep het nog een beetje door en daar vond ik een specialty coffee shop, waar ik een pour over Ethiopian heb gedronken.

Die was echt lekker, wat je voor een prijs van 1500 Yen ook wel mocht verwachten. Ze nemen hun koffie erg serieus, daar in Japan!
Maar het was tijd om een volgende etappe te beginnen. Nu ging ik terug naar het Nippori station via de Yanaka Ginza, dat inmiddels nog drukker was geworden. De ingang wordt trouwens tegen onheil beschermd:

Dat is dus geen echte kat. –– Het ging weer verder op de JY-lijn, tegen de klok in, heel veel haltes verder, naar Shibuya, het uitgaanscentrum met de beroemde kruising, waarvan hieronder een wat onduidelijk plaatje. Ik was hier zeven jaar geleden ook geweest, maar toen in de avond, en overdag viel het wat tegen. Ook was er een demonstratie gaande van aanhangers van de ex-president van de Filipijnen, Duerte, die in Den Haag terecht staat. Dat hield nogal op, waardoor die kruising vervolgens zo verstopt raakte dat je bijna geen andere kant op kon dan met de meute mee. Niet fijn.

In een leuke craft-brouwerij dronk ik een IPA van het huis om even bij te komen en toog toen richting oosten om aan de zuidkant van Shibuya Station uit te komen. Onderweg ontdekte ik het fenomeen ‘massagesalon’, en dat bleek een gouden vondst, want een voetmassage van 30 minuten (heftig, want nog nooit eerder gedaan!) was net wat die voeten van mij nodig hadden. De salon bevond zich op de 5F, wat staat voor Fifth Floor, en wij vierde verdieping noemen. Het is in het dichtbevolkte Tokyo heel normaal dat allerlei gelegenheden en winkels zich boven straatniveau bevinden.

Heel veel kwieker dan eerst liep ik, weer natuurlijk met een omweg, maar in dit geval een kleine, naar het station. Binnen een nieuw gedeelte had je een mooi uitzicht op die beroemde kruising en ik heb er een video van gemaakt. Ik nam de Ginza-lijn, die me in iets van drie kwartier naar een station net noordelijk van mijn hotel bracht. Ik had gelukkig direct een zitplaats en kon zo mooi de medepassagiers bestuderen. Japanners zijn heel modieus gekleed in allerlei kenmerkende stijlen en ze gaan vaak voor het tentoonspreiden van dure merken. Ik heb trouwens nog nooit zoveel Rimowa-koffers gezien als hier in Japan.
Het was niet ver lopen naar mijn hotel, maar ik ben even verder gegaan en heb in die passage van eerder een sortering sushi gehaald die ik met smaak opgegeten heb op mijn kamer. Eindelijk sushi!

Door de best heftige zon ben ik inmiddels aardig verbrand en ik ga proberen om morgen wat minder buiten rond te lopen. Waar dat zal zijn moet ik nog bedenken.

Dag 2, in Ueno Park

Persoonlijk

Eerst even een correctie: het waren gisteren iets minder stappen, namelijk 22.850. Ook veel, zeker voor mijn ongetrainde voeten, die vanochtend dan ook hevig tegenspartelden toen ik ze in mijn wandelschoenen wou persen. Reden om het vandaag wat rustiger aan te doen, vond ik. En wat is dan beter dan een bezoek aan een museum, waar je in je eigen tempo rond kunt lopen en vooral vaak op een bankje zitten om de voeten rust te geven?

Het werd dus andermaal Ueno Park, waar het stikt van de musea. Ernaartoe lopen was een herhaling in omgekeerde zin van gisteravond, waarbij ik de afwisseling van de bebouwing in Tokyo kon aanschouwen.

Zoals deze straat, waar hoogbouw en laagbouw elkaar afwisselden. Met als wel erg vreemde eend in de bijt een reeks erg oud ogende gevels, bekleed met mooi groen uitgeslagen koperplaten:

Om in het park te komen moest ik met een overpass een snelweg en een stel sporen oversteken. Aan de overkant bleek dat heel veel japanners en toeristen ook bedacht hadden naar het park te komen. Het kersenbloesemseizoen is begonnen en daar wordt men in Japan erg blij van en gebruikt het als excuus om allerlei festiviteiten te organiseren, maar ook om zich in traditionele kledij te laten fotograferen bij bloeiende bomen.

Het museum dat ik uitgezocht had is het Tokyo National Museum, het oudste kunstmuseum van Japan, dat een omheind terrein omvat met verschillende gebouwen. Het grootste ervan is op Japanse kunst en cultuur gericht.

Ik vond vooral de zaal met Ukiyo-e, houtsnijdrukken met heel veel verfijning, een hoogtepunt. Het is een heel andere ervaring om die in het echt te zien, vergeleken met een reproductie. Het bijzondere was dat het een selectie was van afbeeldingen die te maken hadden met bloesem. Goed bedacht!
Ook heel gaaf waren de kimono’s en andere kledingstukken, prachtig bewerkt met handbedrukte patronen en borduurwerk, en een groot aantal zwaarden, teruggaand tot de elfde eeuw – zo ontzettend mooi gemaakt en ook zo angstaanjagend ogend met een vlijmscherpe sneden.

Bij een piepklein busje achter het museum, in een grote tuin met theehuisjes en dergelijke, dronk ik amakaze, een drankje van gefermenteerde rijstpap, dat erg lekker was, plus een beker koffie, slow drip van handgemalen koffie.

Als late lunch, cq vroeg diner, had ik sushi in gedachten en zocht ik rustig gezeten op een bankje In de schaduw op mijn iPhone een restaurant in de omgeving met een goede waardering. Eenmaal voor een eentje gekozen bleek het niet mee te vallen om die te vinden; het lag in een soort marktgebied langs het spoor waar het zwart zag van de mensen en ik me wel heel erg groot en aanwezig voelde bij het me door de mensenmassa heenwrikken. De sushi gaf ik dus maar op. Ik dook een goed ogend tentje in waar een breed scala aan gerechten op het digitale menu stond. Het werd yakitori – gegrilde spiesjes met in dit geval zeven soorten kip – met een schaalde gebakken rijst en een halve liter bier.

Zeven spiesjes met elk een onderdeel van de kip. Ik schat in: dijbeenvlees, borstvlies, hart, levertjes, huid, strot en gehakt (niet in die volgorde). Niet alles vond ik lekker, maar het was sowieso te veel, dus heb de ik levertjes, huid en strotjes grotendeels laten staan…

De rijst was prima, het bier nog beter. Voldaan wandelde ik op mijn gemak de amper 800 meter terug naar mijn hotel, waar ik me snel ontdeed van mijn schoenen en ‘even’ ging uitrusten op bed. Waar ik natuurlijk in slaap viel, om pas na bijna drie uur weer wakker te worden. Zo is de tweede dag nu alweer voorbij. Morgen iets van sightseeing doen, denk ik.

Japan, de eerste dag in Tokyo

Persoonlijk

Dat wil zeggen de eerste volle dag; op de dag van aankomst was ik aardig gaar van heel veel uren in vliegtuigen doorbrengen. En na ruim 27 uur min of meer wakker zijn was ik zó munt dat ik, eenmaal aangekomen op mijn hotelkamer, eerst een paar uur bijgeslapen heb. Daarna gedoucht en weer fris mijn spullen uitgepakt, waarbij ik ontdekte dat ik mijn schoudertasje kwijt was…

De iPods die in die tas zaten kon ik via Find My terugvinden, dacht ik. Maar ik keek maar half naar de lokatie, want mijn leesbril zat ook in die tas. Dus toen ik er tegen negen uur lokale tijd erop uit trok om naar het treinstation te gaan waarvan ik dacht dat mijn tas daar lag, had ik het natuurlijk fout. Find My gaf niet Okachimachi Station aan, maar Shinagawa Station — een heel end verderop (negen stations). Een klusje voor een andere dag, dat terughalen.

Mijn eerste hele dag in Tokyo begon vroeg. Even na acht (lokale tijd!) trok ik erop uit. Een stevige wandeling naar Okachimachi Station, met een omweg natuurlijk, en vervolgens in de trein van de Yamanote-lijn richting Shinagawa. Dat ging niet vlot. De trein stond meer stil dan dat-ie reed; personen op het spoor en ander ongemak. Gelukkig had ik een zitplaats en uiteindelijk kwam ik aan op mijn bestemming en zocht daar de Lost & Found op, waar volgens Find My mijn tas zou zijn.

Niet dus. Of misschien ook wel, maar een heel erg vriendelijke meneer probeerde met handen en voeten mij duidelijk te maken dat ik het op Tokyo Station moest proberen, en wel na half vijf.

Duidelijk. Ik nam de trein terug en stapte uit op Hamamatsucho, vanwaaruit ik naar de Tokyo Tower ben gelopen. Daar kon ik vanuit 150 meter hoogte aanschouwen wat er allemaal gebouwd is: belachelijk veel wolkenkrabbers. Heb ik ook foto’s van, maar een van de toren is leuker:

Vanuit 150 meter hoogte leek het best te doen om lopend naar de Imperial Gardens te gaan. Niet echt. Het was een pokkeneind en het was zonnig en door al die gebouwen en al dat asfalt behoorlijk warm. Ik heb wel onderweg de residentie van de Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden gezien en heel veel regeringsgebouwen. En uiteindelijk de plek waar de keizer woont (of beter: de gracht erom heen met een hoge muur en fraaie gebouwen):

De keizer liet geen bezoekers toe, tenzij je in een rij van driehonderd meter wou staan om een tour door de tuin te doen. Daar had ik geen zin in, dus richting Tokyo Station gelopen. Aan de andere kant van het station, vanuit mijn aanloop gezien, is er een wijkje waar het een ander aan eettentjes en zo te vinden is. Ook daar rijen bij juist die tentjes die me wel wat leken. Koffie dan maar. Ook niet fout na bijna drie dagen zonder.

Inmiddels liep het tegen drieën en moest er wat gegeten worden. Terug naar Tokyo Station, om de veel geroemde Ramen Street op te zoeken. Na enig gezoek bleek die in de kelder te zijn. En na bestuderen van de uitgestalde menu’s van de diverse eettentjes en restaurants bedacht ik dat ik niet echt zin had in ramen, want teveel vlees. Het werd okonomiyaki, een specialiteit uit Hiroshima: noedels met vlees en meer, afgetopt met een gestoomde omelet en fris groen.

Het ritueel van bestellen, wachten, kijken naar de bereiding en de mensen om me heen en het nuttigen van dit lekkere gerecht nam wat tijd in beslag, maar het was ook een fijn moment van rust, veraangenaamd door een fris glas bier en heel veel ijswater.

Dat rustmoment was ook nodig, want de zoektocht naar de verloren tas was nog niet ten einde. Er bleken namelijk twee Lost & Founds te zijn in dit gigantische station en het eerste dat ik na veel ronddwalen vond, bleek niet de goede te zijn. Weer een end door allerlei gangen lopen, zoeken en moeizaam uitleggen wat het verloren object was, leverde uiteindelijk resultaat op: men had mijn tas en ik kreeg hem mee, na meerdere formulieren ingevuld te hebben en heel vaak domo arigato gezegd te hebben.

Met mijn leesbril weer paraat ging het nu veel makkelijker om een volgende etappe te plannen: naar Ueno Park! Dacht ik, want ik zat in de trein wat te suffen en moest een flink stuk terug om er te komen. In het park leek het erop dat half Tokyo en veel toeristen ook bedacht hadden dat dit de place to be was, maar het was er lekker koel en wat bleek: in de jaren vijftig had Le Corbusier er zijn enige gebouw in Japan gerealiseerd – het National Museum of Western Art, waar ik na enig aarzelen naartoe ging. Ik mocht er gratis in, want oud.

Dat zijn beelden van Rodin, by the way. Het museum is een raar gebouw qua routing en opzet, maar bevat prachtige kunst. En was een goede afsluiting van de dag, leek me. Nu nog even teruglopen naar mijn hotel, wat wonderwel zonder obstructies lukte. Om de hoek een 7-11 binnengewipt (van zulke convenience stores zijn er duizenden!) voor wat blikjes bier en de dag zat er op, afgezien van op mijn hotelkamer een beetje onwennig dit verhaal tikken en op dit blog zetten.

Vijfentwintigduizend en vijftig stappen gelopen op deze eerste dag. 25.050!

Dubbel gevoel

Persoonlijk

Woensdagochtend 27 november is mijn moeder overleden. Drie maand eerder was duidelijk dat in het huis blijven waar zij ruim zestig jaar gewoond had, niet meer mogelijk was. Ze was te fragiel en te vergeetachtig en werd een gevaar voor zichzelf. Na een kort verblijf in een noodopvang kreeg ze een kamer in een woonzorgcentrum.

Dat het gezegde ’oude bomen moet je niet verplanten‘ nog steeds opgang heeft, bleek al snel. Ze ging zienderogen achteruit, waarbij ook niet hielp dat ze al een paar jaar in een soort van depressie verkeerde en het leven moe was.

Dinsdagavond zat ik in de trein op de terugweg van Deventer, waar ik met kleinkinderen en hun ouders pizza was wezen eten, toen ik een bericht kreeg van mijn jongste broer: moeder had eerder die dag erge pijn, die niet placeerbaar was en had morfine toegediend gekregen. In de loop van de avond was duidelijk geworden dat ze terminaal was. Het zou waarschijnlijk niet lang meer duren…

Die nacht heb ik niet veel geslapen en het telefoontje om half acht was wat ik verwachtte: moeder was rond zes uur in haar slaap overleden.

Later die dag kwamen alle kinderen met aanhang bijeen om met de uitvaartbegeleider te overleggen over de crematie en alles wat daaromheen speelt. De stemming was er een van berusting: de dood kan ook iets van opluchting betekenen… Tweeënnegentig jaar, vier maanden en zes dagen is lang. En als de wil om te leven er niet meer is, té lang.

Na het regelen van al het praktische kwam natuurlijk de weerslag; het lichaam laat niet zich niet voor de gek houden door rationele overwegingen, en ik kreeg fysieke reacties: ik was heftig moe en kreeg een opgezwollen keel. Een teken dat je het rouwproces moet toelaten.

Het is duidelijk dat met haar dood toch soort van cesuur is opgetreden — ze was zo’n beetje de laatste van een generatie. Nu is het de beurt aan de volgende, waarvan ik natuurlijk deel uitmaak.

Het zij zo.