Recupereren!

Persoonlijk

Recupereren, dat is een mooi woord voor het bijkomen na een inspanning. En goed van toepassing op deze zaterdag, de vijfde april. Ik ben nog immer in Kyoto en de dag begon laat. Of het aan de best wel copieuze sushi-maaltijd lag, of aan een plots ingetreden malaise, of misschien een lijflijke reactie op de vele indrukken en activiteiten van de laatste twee weken — wie zal het zeggen? Feit is dat ik ruim negen uur geslapen heb en niet al te fris opstond. Dat gaf te denken. Misschien even het tempo lager?

In elk geval ging ik een hernieuwde poging doen om het gereedschapswinkeltje te vinden, nam ik me voor. Uitzoeken hoe het nou eigenlijk heette en waar het gesitueerd was kostte me zeker een half uur online, maar ik vond het. En het was toch echt in één van de passages waar ik vrijdag gezocht had. Nog wel om de hoek van een patat-zaak die me opgevallen was.
Met frisse moed toog ik richting metrostation waar ik de mij inmiddels al zeer vertrouwde lijn K nam richting Karasume Oike. Uitstappen op Gojo, stukje lopen en ik zou er zijn…

Andermaal koos ik voor de kleinere straten buitenlangs, wat qua potentie aan koffietentjes en dergelijke altijd meer oplevert dan de hoofdwegen waar je voornamelijk filialen van de ketens tegenkomt – Starbucks voorop (en nee, daar ga ik uit principe niet naartoe). Liever bezoek ik een tentje zoals deze:

Hier bestond de eigen insteek eruit dat naast de gebruikelijke dranken als thee, koffie, matcha etc. men crêpes serveert. Ik nam er eentje met aardbeien millefeuile, voor bij de café creme. Was erg lekker.

De app op mijn iPhone bracht mij na dit intermezzo linea recta naar mijn bestemming: Minamoto-no-Hisahide. Het winkeltje! Waar ik vrijdag toch zeker twee keer langsgelopen was! En waar toen ook het rolluik naar beneden was! Omdat het vrijdag nog niet open was toen ik er langsliep! Wat ook vandaag het geval was! Meneer Hisahide opent namelijk pas om half vier en ik was er al om drie. Dat werd dus even wachten op een pleintje om de hoek, schuin tegenover de patat-zaak (zie gisteren).
Om exact half vier stond ik voor het rolluik. Hisahide-san, hij was het zelf, kwam tien minuten te laat. Met een rolkarretje met ingepakte spullen, vermoedelijk de reden dat niet exact om half vier geopend werd, was mijn gedachte. Het rolluik werd anderhalf meter opgetild en ik werd naar binnen gewenkt. Met gebrekkig Engels en handgebaren werd mij duidelijk gemaakt dat meneer nog eerst iets moest wegbrengen. Ik zei dat ik best kon wachten. En toen werd er op het alweer neergelaten rolluik gebonsd. Een flinke groep, bestaande uit vijf vrouwen en een man, werd binnengelaten en het luik ging weer naar beneden.
Nu begon een langdurig toneelstuk. Wat ik ervan begreep is dat deze Japanners betrokken waren bij iets van cultuur-historisch belang en daarvoor gereedschap nodig hadden dat hier te koop was. Hisahide-san ging met enthousiasme met deze mensen aan de slag. Ik kon ondertussen mijn ogen de kost geven en rondneuzen, voor zover dat ging in het volkomen met kasten, counters en spullen volgepakte winkeltje. Drie kwartier later verliet de groep, blij en veel buigend, de zaak en was ik zo’n beetje aan de beurt.

Op de foto hierboven pakt Hisahide-san mijn aankopen in. Ik kocht een schaartje om de baard te fatsoeneren (hoognodig!), twee gemiddeld grote ‘skew-planes’ (schuin links, schuin rechts), een set goede houtsnijmessen en drie verschillende zaagjes voor het heel fijne werk. Helaas was het type beitels dat ik zocht niet beschikbaar — er was sowieso heel moeilijk aan top-gereedschap te komen, met besteltijden die tot wel twee jaar konden oplopen. Tja, de goede smeden en vaklui sterven uit en nieuwe aanwas is er nauwelijks.
Zeven jaar geleden kon ik enkel contant afrekenen, maar nu kon het met creditcard. Gelukkig maar, want ik had absoluut onvoldoende geld bij me. Hisahide-san stopte mijn spullen in een fraaie tas, wenste me toe dat ik snel terug zou komen en pakte me nog eens stevig bij de schouders. Inmiddels was, wat ik naar aanneem, zijn vrouw ook gekomen — ze kibbelden vertrouwd met elkaar, vandaar die aanname — en zij ging met een bestelling in een tasje mee naar buiten (ze staat op de foto van de buitenkant van de winkel) & achter haar werd het rolluik weer neergelaten.
Ik ging, met een blij gevoel omdat mijn instinct over de lokatie van de winkel wel klopte, en enkel de timing mij dwars had gezeten, weer op pad. Bekeek de nodige winkels, probeerde teveel meute te omzeilen en toog weer richting Kyoto Station. Te voet, want op de een of andere manier was het aantal gedane stappen per dag de laatste tijd een soort fixatie van mij geworden. Onderweg natuurlijk weer veel gezien. Deze tempel is een van de meestbezochte van de stad, ligt dan ook niet ver van het station: Higashi Hongan-ji.

Als een soort memory-check zocht ik nog het hotel op waar ik zeven jaar geleden verbleven had. Dat stond er nog en vond ik tamelijk moeiteloos. Ik herinnerde me ook nog een klein restaurantje dat achter dat hotel lag — vegetarisch, wat voor Japan heel bijzonder is, want hier houdt men heel veel van vis, vlees en gevogelte, maar dat tentje was spoorloos verdwenen. Ik denk dat dit hier op de plek ervan is gebouwd:

Vegetarisch eten ging dus niet door. Dan maar… eh, iets anders, dus. Ik bekeek een hele rits tentjes. Er zijn er plenty zo vlakbij het station, en ik kwam terecht bij een gewoon Japans restaurant, waar ik een biertje bestelde en een menu uitkoos. Op het plaatje stond uitdrukkelijk vermeld dat de afbeelding het aanbod voor vier personen betrof; ik vroeg of ik als eenling dat ook kon bestellen en dat kon.
Wat ik vervolgens voorgeschoteld kreeg leek verdacht veel op de hoeveelheid die op dat plaatje op de menukaart te zien was — veel te veel! En ook ongeveer alles tegelijk. Ten eerste een salade met kipfilet en pindasaus, ernaast een soort Kun Pao (kip met cashewnoten etc.), een bak gebakken rijst, tempura van de dag (grote garnalen, groente en paddestoel), drie gebakken gyoza’s. En als toetje, wat later, matcha-ijs.
Eigenlijk was het niet allemaal typisch Japans, voor zover er een originele Japanse keuken is — ze hebben hier heel veel overgenomen uit andere landen en er een eigen draai aan gegeven — maar zeer smakelijk. En veel te veel. Voor de goede orde: ik heb niet alles opgegeten.

Na deze culinaire krachttoer vond ik het absoluut geen probleem dat ik nog een kilometertje te gaan had naar mijn hotel. Mijn weg voerde mij dwars door Kyoyo Station, maar voor ik de eerste roltrap naar boven nam, heb ik nog dit plaatje van Kyoto Tower gemaakt:

En dat was het alweer vandaag. Morgen is het zondag en ik heb nog geen plan.

Mensen, mensen, mensen

Persoonlijk

Deze vrijdag de vierde is de eerste hele dag in Kyoto, een stad waar ik al eerder ben geweest (wat leidt tot wat vreemde constateringen over mijn geheugen). Tijdens dat verblijf, bijna zeven jaar gelden, had ik al het een en ander aan toeristische trekpleisters afgevinkt. Daarom ging ik voor wat ‘nieuws’ — en dat was op deze vrijdagochtend de Fushimi Inari Taisha Shrine, die vanuit mijn hotel heel makkelijk te bereiken was.
Dit tempelcomplex is ondermeer beroemd vanwege het duizend poortenpad waardoor je naar de top van Mount Minari kunt wandelen, hoewel klimmen een beter woord hiervoor is.
Mijn bestemming van de dag bleek dat ook te zijn voor heel veel andere mensen. De drukte begon al in de metro, werd nog heftiger op het station waar je geacht werd uit te stappen voor de shrine. Daar werd de meute allengs groter en op de route naar de tempel werd dat niet minder. Ik kreeg al enige bedenkingen…

Het vreemde is dat op het moment dat je het tempelcomplex betreedt de drukte gelijk minder lijkt; er is gewoon veel ruimte.

Deze observatie kon gelijk weer in de prullenmand, eenmaal aangekomen bij het begin van het beroemde pad naar boven. Onderstaande foto staat voor het moment dat ik besloot niet verder te gaan. Ik had het wel een beetje gehad met mensen, mensen, mensen.

Via een zijuitgang begon ik een, naar wat later zou blijken, erg lange wandeling naar een verdergelegen metrostation. Immers, het station van aankomst zou zeker weer vergeven zijn van lui, dus beter om een andere op te zoeken, toch? En de aanblik van de eerste straat die ik betrad deed me goed.

Helaas was dit genoegen van korte duur. Iets verderop verzeilde ik alweer in brede stromen mensheid die zich over de smalle voetgangersstroken langs souvenirwinkels en eettentjes wurmden. Gelukkig kwam ook daar een eind aan en kon ik weer een aantal kilometers opgelucht verder zonder al te veel mensen om me heen. Mooi dat je dan weer aardige dingen ziet. Deze brandweerwagen bijvoorbeeld.

Ook op het metrostation waar ik terechtkwam, Jujo, was het aangenaam rustig. Ik zag iets opvallends: een echte munttelefoon. Ik vroeg me af waarom die er nog waren, nu toch zeker iedereen een telefoon op zak had. Soms zelfs twee, zoals ik meermaals had gezien.

Maar de vraag was natuurlijk hoe verder deze vrijdag? Het eenvoudigst was de metro een aantal haltes voorbij Kyoto Station te verlaten en een korte overstap richting Gion te doen. Gion is een buurt die het verleden van Kyoto het meest vertegenwoordigt, dat wil zeggen het heeft veel mooie oude gebouwen, geisha-scholen en dat soort zaken. Er lopen steevast mensen in traditionele kleding rond. Kortom een interessante bestemming, en ik was er al eens geweest en herinnerde het me als prettig.
Misschien lag het aan mijn stemming van de dag, maar het viel niet mee. Het stikte er alweer van de mensen, wat me nu echt begon te irriteren. De zijstraatjes waren gelukkig veel stiller & dat leverde weer leuke observaties op.

En nu even iets heel anders. Eén van de gemakken van de huidige tijd én de moderne technologie is dat je heel makkelijk op de hoogte kunt blijven van het nieuws op het thuisfront. Zo kan ik dagelijks de Volkskrant lezen, zij het door het tijdsverschil de editie van die dag pas na het middaguur hier, lokale tijd. Dinsdag leidde dat tot een ingezonden brief mijnerzijds, die tot mijn grote genoegen in de vrijdagkrant geplaatst werd in de brievenrubriek:

Screenshot

Altijd leuk, want ik mik toch wel op minstens één geplaatst stuk per jaar. En dat is nu, op 4 april, al gelukt!

Tot zover dit intermezzo. Gion had ik voldoende gezien, ik zocht een koffietentje op vlak bij de tempel verderop om bij te komen met koffie en sandwich, en na te denken over het vervolg. Uiteindelijk begaf ik mij richting de hoofdas, dat wil zeggen naar de metrolijn die me weer naar mijn hotel zou brengen. Het rare was dat ik heel erg het gevoel had dat ik dit deel van de stad al redelijk kende van mijn vorige bezoek. Ik had toen in één van de galerijen/passages een Japanse schaaf gekocht in een heel aparte winkel. Die kon ik ongetwijfeld terugvinden. Dacht ik.

Alweer een ‘niet dus’. Het was heel vreemd, ik voelde dat ik er dichtbij was, maar zag het niet. Na best lang ronddwalen besloot ik mijn weg richting metrohalte te vervolgen, waarbij ik er alweer voor koos om de hoofdweg te verlaten en via zijstraten en -straatjes te lopen.
En natuurlijk kom je dan weer een tempel tegen; daar zijn er hier in Kyoto honderden van. Deze vond ik wel bijzonder. Op het binnenterrein vond ik ook nog een aardige winkel met erg mooie spullen, design noemt men dat, maar ik zag mezelf niet met glaswerk in de bagage mijn reis vervolgen. Zeker niet als dat glaswerk veertig euro per item kost.

Terug naar mijn hotel dan maar. Dat was drie haltes ver, met een stukje lopen. Ik dook nog een drankwinkeltje in voor twee blikjes Asahi Super Dry bier en ging even chillen op mijn kamer. Waar ik nog even diep ging nadenken over waar mijn ‘moeite’ met mensenmenigten eigenlijk vandaan kwam, en zo meer.

Rond zonsondergang werd het tijd om wat te gaan eten. Online had ik uitgebreid gezocht en had ik ontdekt dat er een behoorlijk goed sushi-restaurant in het station zou zijn. Mooi dat het aan de goede kant van het station was en ook nog eens schuin tegenover waar de straat van mijn hotel uitkwam op de straat voorlangs het station. Goed te doen dus.

Musashi, zo heette het restaurant, bleek een gezochte tent te zijn. Er stond een flinke rij in drieën gevouwen voor de ingang (meer dan op de foto hieronder, die ik nam bij vertrek) & ik raakte in gesprek met een Duitse vrouw, uit Hannover, die voor me stond. Wellicht dat men mij nu van mansplaining zal beschuldigen, want ik kon haar helpen door uit te leggen hoe een en ander hier in zijn werk ging. Musashi is namelijk een ‘conveyerbelt sushi-tent’ — er draait een soort lopende band en je pakt ervan wat je lekker lijkt en als je buikje vol is, worden de kleurgecodeerde schoteltjes geteld, en krijg je de rekening.
Het wachten duurde best lang. Voor mij en de Duitse dame was er een groep van vier en moest de bediening dus wachten tot er vier plekken bij elkaar vrij kwamen. Nadat de Hannoveraanse een stoel toegewezen kreeg, moest ik nog iets van vijf minuten wachten en toen kon ik, met een flesje koude sake en goede zin aan de figuurlijke bak.

Het was super. Ik heb goed mijn best gedaan en ook dingen gegeten die ik nog nooit eerder gegeten heb. Aan het eind van dit avontuur had ik twaalf lege schoteltjes. Het is aan de lezer om met behulp van de informatie uit de foto’s hierboven uit te rekenen hoeveel me dat gekost heeft (veel minder dan je zou denken!). Niet vergeten dat de prijs inclusief tax er bij staat.

Best vol en verzadigd wandelde ik terug naar Hotel Briller, waar twee afleveringen van Bosch: Legacy op mij wachtten. En nadat ik die gezien had, en de slaap maar niet kwam, heb ik ook nog Black Bag gekeken, een best aardige film van Steven Soderbergh. Het werd dus laat.

Nog een keizerlijke residentie: Kyoto

Persoonlijk

Het is alweer donderdag 3 april en ik zit op kamer 705 van Hotel Briller dit verslagje te tikken. Onderaan deze post een foto van mijn kamer, dat wil zeggen de hoek met het bed.

De verplaatsing van Osaka naar Kyoto ging redelijk soepel. Uitchecken in Osaka moest voor tien uur en dat heb ik ook braaf gedaan. Rond elf uur stond ik al bij de balie van hierboven vermeld hotel om mijn bagage af te geven. Het hotel ligt namelijk op slechts driehonderd meter of daaromtrent van Kyoto Station. Makkie, dus.
Met veel minder bagage liep ik terug naar het station. Ik moest namelijk aan de andere kant ervan zijn, bij het busstation. Bijna zeven jaar geleden was ik ook in Kyoto en hoewel ik dacht een slecht geheugen te hebben, kwam veel van toen nu terug. Ik herkende heel veel. Niet fout voor een bijna zeventiger (oké, dat duurt nog een jaar en een dikke maand…).
Met bus nummer 17 op weg. Naar The Museum of Kyoto. Niet dat de bus er voor de deur stopt — het was best een stuk lopen vanaf de halte die de app aangaf.

Mijn insteek bij het bezoeken van plaatsen die je misschien wel kent, is dat je zoveel mogelijk van de begane wegen moet afwijken. Dat betekent dat als je ziet dat de massa zich via route A verplaatst naar punt B, je beter kun kiezen voor route Omega. Zo ook in mijn en dit geval. En wat zie je dan? Grappige dingen.

Of rare dingen. Zoals dit staaltje van bouwkunst en rommelig materiaalgebruik.

Na een kort intermezzo in een Paul (globale keten van boulangers op franse grondslag), waar ik een ijskoffie en een broodje mozzarella en tomaat nuttigde, begon ik aan mijn bezoek aan het museum. Waar een Special Exhibition was, in de vorm van een rondreizend circus, genaamd ‘Canaletto and the Splendour of Venice’. De kleine Canal was in de achttiende eeuw een gevierd schilder in het genre vedette. Dat zijn stadsgezichten en in dit geval zijn het die van Venetië die Canaletto tot een gezocht artiest maakte. Er bestond toen een vorm van toerisme voor de rijkere klassen, de zogeheten Grand Tour, en de patsers die zich dat konden veroorloven kochten dus schilderijen van de plekken die ze bezochten zoals hedendaagse toeristen prentbriefkaarten kopen (of zich suf fotograferen). Canaletto was dé schilder van Venetiaanse stadsgezichten en super populair. Hij heeft ook nog een decennium in Engeland verbleven en ook daar veel schilderijen gemaakt.
Ik vind het dus prut. Sorry, maar het is allemaal van een saaiheid en zo emotieloos van uitdrukking geschilderd; het lijkt wel paint-by-numbers als je inzoomt. Hoewel in sommige schilderijen wel iets van humor zit wat betreft activiteiten van de kleine mensfiguurtjes en het latere werk wel wat losser van toets is, blijft het zielloos. Maar dat is mijn mening en wat zegt dat?

Een opsteker was de vaste opstelling over de geschiedenis en cultuur van Kyoto. Ook hier veel maquettes en modellen, hoera! Hieronder zoom ik even in op een bouwplaats van een groot gebouw waar een dakdekker bezig is materiaal te sorteren.

En dit is onderdeel van een lange maquette van een straatbeeld met allerlei winkels en werkplaatsen. Hier is men bezig om een dak af te werken. Let ook op de bamboestokken en verzwaringen die er bij de naburige panden op de daken liggen. Die plankjes die als dakbedekking gebruikt worden zijn meestal ceder en vrij dun, dus dan kan zomaar wegwaaien. Vandaar dat extra spul erop.

Weer een leuke expo. Omdat ik nog geen bak warme pleur had gehad, ben ik naar de aanpalende Maeda Coffe Bunkap-Shop gegaan. Keuze uit specialty coffee, pour over natuurlijk; ik nam de Ethiopische en erbij sandwiches.

Met het innerlijk versterkt leek het me opportuun om een volgende bestemming aan te vizieren, namelijk de Imperial Gardens met daarin het Imperial Palace. Dat moest lopend te doen zijn — iets van 800 meter vanaf het museum. Een stukje verder kon ik het groen van de tuinen al ontwaren aan het eind van de straat!

Om niet te vergeten dat het Sakura is, ook nog even wat bloesem in Kyoto:

En om nog even te memoreren dat qua architectuur alles kan in Japan, hier iets wat ik onderweg tegenkwam — een fraai staaltje Brutalisme, alhoewel ik betwijfel of die stijl de bedoeling was; het lijkt me eerder het toevallig resultaat van een opvolging van logisch lijkende keuzes.

En wat te denken van dit bord bij de ingang van een wasserette?

Toen ik bijna aan het eind van de straat was, begon het een beetje te miezeren. Gelijk allemaal mensen met paraplu’s, you know the drill, maar ik doe daar niet aan, dus ferm voorwaarts. Bleek dat ik dan wel de rand van het park bereikt had, maar nog lang niet het paleis erin. Dat was nog eens 800 meter verderop. Hieronder de eerste hoek van het paleiscomplex. De ingang ligt nog weer eens een paar honderd meter verderop, links op de foto…

Uiteindelijk kwam ik er wel. Toegang bleek gratis. De bagage werd gecheckt en je kreeg een badge, met een volgnummer erop, aan een lint, aangereikt, dat je ten allen tijde zichtbaar over je buitenkleding moest dragen (ik had nummer 672), waarna je een aangegeven route moest volgen. Als je tegen de richting inliep, dus tegen de stroom in, werd je daar ogenblikkelijk op aangesproken door een medewerker, die je met de armen uitgespreid, weer de goede kant opdreef, als ware je een van de kudde afgedwaald kalf.

Maar wat hadden die keizers het vroeger breed. Het terrein was niet alleen gigantisch, maar ook de gebouwen hadden veel omvang en allure. Ik ben een liefhebber van mooie houten constructies en hier was er volop om van te genieten.

De schaal van alles was immens. Voor ieder akkefietje werd een speciaal gebouw neergezet. Zo was er een paviljoen waar een tijdje een of andere spiegel die tot de drie oerregalia behoorde bewaard werd. Een andere vleugel werd gebouwd omdat de keizer in plaats van met een draagstoel (palankijn) vervoerd werd met paard en koets, ergo een andere manier van opstappen en dus een nieuwe vleugel…
En dan hoe de ruimtes tussen de gebouwen vormgegeven werden. De sjieke mensen liepen natuurlijk door overdekte gangen en veranda’s, dus wat deden ze dan met die binnenplaatsen? Strak aangeharkt grind!

Wat te denken van de hoek van een gebouw, waar allerlei balken bij elkaar komen? Hoe gaaf is dat en wie kon hier überhaupt kaas van eten?

Al die gebouwen zijn natuurlijk niet gelijktijdig neergezet. Er is ook vaak wat afgebrand en weer herbouwd of gesloopt en vervangen. Een en ander in een aantal benoemde stijlen, maar compleet in harmonie met elkaar.

Wat is een paleis zonder tuin? Afgezien van het feit dat dit paleis al in een tuin ligt, heeft het ook weer tuinen. De een nog mooier dan de ander.
Hier rondlopend bedacht ik dat de huidige toestand van gebouwen en omgeving slechts een flauwe afspiegeling van die vroeger kan zijn. Er moeten honderden, zo niet duizenden mensen, dag en nacht in de weer geweest moeten zijn om alles spic en span te houden. Ik stel me voor dat tuinlieden in slagorde op de knietjes gras perfect op lengte knipten, weer anderen in rotten het grind in perfect rechte en evenwijdige lijnen harkten. Wat zal dat voor schouwspel opgeleverd hebben, vooral omdat alles natuurlijk buiten het gezichtsveld van de bewoners gebeurd zal zijn.

Op een gegeven moment was er iets verwarrend qua route. Je kon ergens links of rechtdoor. De pijlen wezen links, dus die kant ging ik op, met de gedachte dat ik wel weer terug zou kunnen om de andere mogelijkheid te verkennen…

Niet dus, want na het bekijken van de binnenplaats slash tuin, waar bovenstaande beeld tot stand kwam, werd mij het teruggaan belet door zo’n breed zwaaiende medewerkster (!). Ik moest de route blijven volgen. En die leidde naar de EXIT.
Niet erg. Ik had genoeg gezien. En het park was ook fraai…

Voor zover het keizerlijke gebeuren in deze keizerlijke hoofdstad (Kyoto betekent zoiets als hoofdstad van het westen, terwijl Tokyo staat voor hoofdstad van het oosten). Tijd om het hotel op te zoeken en in te checken. Met de metro ging dat vlot, afgezien van het feit dat ik, al mijmerend over al wat ik gezien had en de mores van de medemens en nog zo meer wat er door iemands hoofd kan gaan, een station te laat bemerkte dat ik had moeten uitstappen. Die misser was snel hersteld en tegen half vijf was ik op mijn kamer, die zeker drie vierkante meter groter was dan wat ik tot nu toe meegemaakt had. Zie laatste afbeelding van deze post.

Het is alweer kwart over elf en ik hoop dat ik niet al te veel fouten gemaakt heb, want de puf is op.

C U!

Correcties en aanvullingen

Persoonlijk

Natuurlijk kan ik eerdere posts verbeteren en aanvullen, maar dat levert niets op omdat de lezers hier die post al gelezen hebben en niet opnieuw bekijken. Daarom een extra post met correcties en aanvullingen. Hoewel, correcties? Ik lees de posts hier meermaals na en verbeter ze in dezelfde sessie, waarbij ik voornamelijk let op fouten, stijl, leesbaarheid en mogelijke herhalingen die storend zouden kunnen zijn. Maar dit is dus een bijdrage met voornamelijk aanvullingen.

Karma!

De eerste en bovendien die heel goed voor mijn karma was, en naar ik hoop ook goed voor het image van Nederlandse toeristen hier in Japan — absoluut nodig, want wat zijn mijn landgenoten vaak horkerig en luidruchtig; zo ik ze gewaar word, probeer ik er heel on-Nederlands uit te zien en sluip ik zo omzichtig mogelijk weg. Het gebeurde op Mijayima. Om even uit de drukte van een van de ‘leuke’ straatjes te geraken, liep ik naar de zeewering. Daar vond ik een kleine mobiele telefoon. De mensen die er in de buurt zaten bleken niet eigenaar te zijn. Ik herinnerde me dat ik op echt nog geen vijftig meter afstand een politiebureau, of eigenlijk meer een politiepost, had gezien en bracht de telefoon daar naartoe. Met behulp van een mij voor de neus gehouden vel met afbeeldingen en engelstalige en japanse teksten bij de verbeelde situaties kon ik duidelijk maken dat ik dat ding gevonden had. En ik wees de dienstdoende diender erop dat in het hoesje van de telefoon een visitekaartje zat, met naar ik aannam de gegevens van de eigenaar ervan. Hoera, dus.
Ik werd uitgebreid bedankt, voor zover ik dat verstond. Een ouder Japans stel dat er ook was (ik denk achteraf dat ik hun ‘aangifte’ bruut onderbroken had, maar in de opwinding van het moment was me dat ontgaan), riep luid ’very good, very good!’ toen ik het bureau verliet en als ik me niet vergis applaudisseerden ze ook nog, terwijl de politieagent maar bleef buigen. Ik draaide me dus in de deur nog even om om ook terug te buigen en probeerde door te iets onverstaanbaars te mompelen uit te drukken dat ik een en ander gewoon uit onzelfzuchtigheid had gedaan, enzovoorts.
Met een rozig gevoel en ervan overtuigd dat ik mijn karma immens veel goed had gedaan, vervolgde ik mijn weg, richting haven.

Dom, dom, dom

Een volgende aanvulling is er eentje waar ik moeite mee heb. Deze stelt mij in een minder daglicht en doet weinig goeds voor mijn zelfbeeld van wereldse en ervaren solo-reiziger. Het speelde zich woensdag 2 april af, in Osaka, op terugweg van mijn middag-excursie. Na het korte bezoek aan het park met het kasteel, waar ik dus niet naartoe ging, liep ik naar een voor mij nieuw station om daar de metro terug te nemen. Dat was een andere metrolijn dan eerder en volgens de routeplanner moest ik na een paar haltes overstappen. Op Station Ueda. Deed ik dus, braaf. Dat wil zeggen: ik had iets raars gedaan met mijn app en had de bestemming opnieuw ingevuld, waarbij ik de bibliotheek van de app gebruikte.
En nu komt het. Ik loop als een dwaas met mijn iPhone in de hand door het station, roltrap op, gang door, bochtje om, best veel stappen, door het poortje van JR East en stap in de trein die klaarstaat op het perron waar de app me naartoe stuurt. Maar ik voel iets van twijfel. Stap uit, loop wat verder om weer in te stappen, krijg een treinflits en realiseer me dat dit de trein is die naar Kobe gaat. En daar kwam ik de dag ervoor mee naar Osaka. Dezelfde trein!
Oepsie. Dat was net op tijd, dacht ik. Terwijl de trein pas acht minuten later zou vertrekken, maar toch… Terug door de poortjes. Piep! Rode lampen beginnen te flitsen, deurtjes klappen dicht. Boodschap: zoek een perronmedewerker op. WTF? Ik duw me door de poortjes en loop naar het vertrekpunt van de metro, waar ik dus eigenlijk had moeten zijn. Pokkeneind door dat hele grote station. Ben ik eindelijk waar ik wezen moet, kom ik met mijn Suica niet door het poortje. Piep! Rode lampen, etc. etc. Maar hier was gelukkig een hokje met een mannetje. En dat mannetje, sorry — die ontzettend aardige medewerker van de metro deed iets wonderbaarlijks op een apparaatje waar ik even mijn iPhone tegenaan hield & ik kon zonder piep en rode lampen weer mijn weg vervolgen. Hoera!

Suica

Korte uitleg over Suica. Suica was oorspronkelijk een pasje voor het OV. Je laadt het op met saldo, wat op stations kan in automaten of bij verkooppunten, en dan hou je het tegen een reader bij een toegangspoort op een station of bij een kastje in de deur van de bus, doet hetzelfde bij uitstappen of station verlaten. Kortom, het bekende systeem dat meer landen en steden kennen, maar dat in Japan veel beter en uitgebreider werkt dan bijvoorbeeld in het kikkerlandje. Je kunt het werkelijk voor alle vormen van OV gebruiken, voor bus, metro, trein, veerboot (enkel niet de Shinkansen). En met je Suica kun je ook drankjes en andere zaken uit vending machines betalen. Of in best veel winkels afrekenen.
En er is ook een digitale versie die je in je Wallet op je iPhone kunt zetten. Saldo laden doen je met ApplePay. Dat heb ik dus ook gedaan en het werkt perfect — de Triodos Bank praat even met de Suica-mensen & je kunt weer volop reizen, etc. Enige nadeel van de digitale variant is dat je saldo na een bepaalde periode vervalt. Bij de fysieke kaart kun je het saldo laten uitbetalen, maar bij de digitale versie kan dat niet. Even opletten bij het vertrek uit Japan en het nog snel opmaken op het vliegveld, dus.

Woensdag wasdag (laatste dag in Osaka)

Persoonlijk

De eerste twee weken op reis zitten erop, en deze woensdag 2 april is de laatste volle dag in Osaka. En laat die nu beginnen met de was doen. Na twee weken op stap kwam het einde van het schone goed in zicht en werd het tijd. Ik kon ervoor kiezen om de wasserette schuin tegenover het hotel te gebruiken, of die in het hotel. Het werd het laatste, voornamelijk omdat de ruimte waar ‘mijn’ APA twee wasmachines en twee drogers opgesteld had, met ook nog een ijsmachine, magnetron en ander gerief, zich op dezelfde verdieping bevond als mijn kamer. Ik kon op kousenvoeten heen en weer. Die kousen waren trouwens nieuwe, het eerdere paar kon in de prullenbak (Falke maakt ze niet meer zo goed als vroeger). Wassen en drogen duurde anderhalf uur (500 Yen in de wasmachine, 2 maal 200 in de twee drogers) en het oprollen van wat al behoorlijk droog was een kwartiertje. De T-shirts en shorts die nog een beetje vochtig waren spreidde ik op het bed uit en de trui die ik eigenlijk niet mee had moeten nemen, want te warm, hing ik op in de badkamer. Zo ging de ochtend grotendeels voorbij.

Omdat ik in Osaka nog geen echt museum bezocht had, ging ik ná de was op pad. Vanaf Namba Station met de metro naar het Osaka Museum of History. Dat bleek tot mijn verrassing in een waanzinnig gebouw gevestigd te zijn: een soort dubbelgebouw, een combinatie met het kantoor van de omroep NHK (Japanese Broadcasting Corporation) — het museum beslaat een paar verdiepingen in het gebouw op de voorgrond. De hogere toren erachter is dus van NHK.

Achter de ingang was er natuurlijk een indrukwekkend hoge ruimte die grotendeels leeg is; blijkbaar een vast gegeven voor dit soort architectuur.

Met een entreekaartje op zak kun je de lift naar boven nemen; de show begint op de achtste ‘floor’ en vervolgt dan telkens eentje lager tot, als ik het me goed herinner, de vierde en dan wordt je geacht weer naar 1F af te dalen. 1F is begane grond, zoals ik in een eerdere blog al uitgelegd heb (wel goed opletten, lezers!).
Ik ga hier niemand vervelen met de geschiedenis van Osaka, maar beperk met tot een aantal highlights van de tentoonstelling. Die was echt interessant en mooi aangekleed, hoewel uitleg in het Engels zeer beperkt was. Vooral de maquettes en modellen vond ik geweldig.

Dit soort aardewerk maakte men dus al rond 900 Common Era (we hebben het niet meer over ‘na Christus’, en ik zeker niet, want ongelovig). Zo’n groen schaaltje zou ik heel graag willen hebben en ik ga vanaf nu daar naar uitkijken. Dat grotere zwarte object rechts is een inktsteen (ook iets om naar uit te kijken, hoewel de latere versies er heel anders uitzien) en de schijfjes met gaten erin zijn munten uit ca 800. Die gaten zitten er in om een aantal aaneen te rijgen met een koord om zo grotere waarden te maken. Later zag ik een voorbeeld van duizend mon, dat niet eens zo geweldig fors qua omvang was. Hedentendage zijn er munten in omloop die ook een gat hebben, namelijk die van 5 en 50 Yen. De Yen van nu is een herwaardering van een oudere valuta — inflation is a bitch…

Op een lagere verdieping, die de facto twee verdiepingen hoog was, had men de helft ervan ingericht als nagebootste hal van het keizerlijk paleis, met levensgrote figuren uit de huishouding van de keizer, zoals deze groep dames, waarvan de functie me ontgaan is.

Osaka is belachelijk groot. Het maakt bovendien deel uit van een heel groot gebied van stedelijke bebouwing, dat ook Kobe en Kyoto omvat. Hoeveel mensen er hier leven moet je maar op Wikipedia opzoeken. Maar het viel mij tijdens het met de trein reizen op dat werkelijk elke are (bedoeld is hiermee een oppervlakte van 100 vierkante meter, want er is natuurlijk wel af en toe een vierkante meter niet bebouwd of in gebruik, duh…) gebruikt wordt.
Het museum heeft een Pano-plek en hierboven zie een je deel van het uitzicht. Links hiervan ligt Osaka Castle Park, je ziet nog net een strookje bomen, waarover later meer.

Ik heb enorm respect voor modelbouwers. Mijn pogingen, toen ik jong was en gefascineerd door vliegend en varend oorlogstuig, hebben nooit meer opgeleverd dan een slecht beschilderde Spitfire en een nooit voltooide Bismarck. Maar kijk eens hoeveel informatie er verwerkt is in dit opengewerkte model. Je ziet hoe het gebouw geconstrueerd is, hoe het gebruikt wordt, enzovoorts. Respect!

Ook een fijne afdeling was die met een soort stripachtige diorama’s, zoals hierboven. En dan hieronder nog een maquette: een stukje Semba van rond 1860 (dat heet hier Late Edo, net voordat Meiji aanbrak), een binnenplaats met materialen voor de timmerman. Dit is trouwens een klein stukje van de totale maquette.

Nog een verdieping lager zijn we bijna in het heden en eigenlijk was dat een stuk minder interessant – het exotische gaat er vanaf nu de westerse invloeden prominenter worden. Maar dit plaatje kon ik niet achterwege laten: we komen warenhuis Takashimaya weer tegen en nu in de vorm van een gidsje; ik vermoed uit de jaren dertig van de vorige eeuw.

Leuk museum. En omdat ik nu toch in de buurt was, leek een bezoek aan Osaka Castle ook opportuun. Ernaartoe lopen was een kwestie een paar honderd meter lopen en twee keer een zebrapad oversteken. Die zebrapaden hier zijn typisch, dat wil zeggen dat iedereen en echt iedereen, zich braaf houdt aan stop– en gaan-lichten, zo die er zijn & als ze er niet zijn, dan stoppen auto’s altijd voor voetgangers. Het lijkt wel of ze in Japan nog de doodstraf hebben voor veroorzakers van dodelijke ongelukken, of zoiets. In elk geval is het voor de gemiddelde Nederlander, gewend om zich niks aan te trekken van rood of groen, wel een enorme aanpassing. Gelukkig ben ik geen gemiddelde Nederlander en bevalt mij dit soort gedrag enorm. Plus dat je wachtend op groen licht mooi voorbijrijdende voertuigen kunt bekijken en fotograferen, zoals dit bezorgbusje met het alom aanwezige symbool van Yamato Transport, dat ook TA-Q-BIN verzorgt, het vooruitsturen van bagage en andere spullen. Ik was eigenlijk van plan daar ook gebruik van te maken, maar in de praktijk heb ik zo weinig bij me (mijn Rimowa-cabin crew koffer en een kleine rugzak), dat het goed te doen om dat in het OV mee te nemen.

Osaka Castle Park waarin het kasteel ligt, beslaat een enorm groot terrein, ik geloof iets van 100 hectare, en ik stond zo’n beetje met één voet in het park, met een zojuist gekocht flesje koude groene thee, toen het begon te regenen. Aangezien ik geen paraplu bij me had, ook niet van plan was er eentje te kopen (ondanks de belachelijk lage prijs van die dingen in de winkels hier), en aangezien ik al een kasteel had gezien en deze in Osaka ook weer een vrij recente replica is, dus niet origineel, besloot ik er voor deze dag een eind aan te breien.
Terug naar de thuisbasis, wat inhield terug naar Namba Station, alwaar ik een erg late lunch, of behoorlijk vroeg diner, deed in Beer’s Table Keller Keller (die naam!), bestaande uit een bordje antipasta Japanse stijl en een schaaltje gamba’s en broccoli gekonfijt in knoflookolie met wat plakjes stokbrood erbij. Denk nou maar niet dat ik hiermee geweldig uit de bocht vloog, want dat laatste bestond uit drie gambaatjes en vijf minuscule stronkjes broccoli en de plakjes stokbrood waren niet groter dan twee vingerkootjes (van mijn pink) doorsnede. Belangrijker was dat het glas Hoegaarden Wit (van de tap!) lekker was. Ik had nog even getwijfeld of ik een Orval zou nemen, want dat hadden ze ook, maar dat was me iets te prijzig (ruim tien euro!). Op zich een vreemde overweging, want waarom zou ik dat niet doen, terwijl het op zich uitkan?

Allé, het was wel weer goed zo, dus terug naar mijn hotel om daar nog een blikje Kirin-bier te drinken en wat te websurfen en tv te kijken. Ik had niet veel stappen op de teller (iets van 7.700), maar was toch moe door de vele indrukken. En de was doen kost ook veel energie. Dat werd dus vroeg naar bed.

Osaka, een naam die niet klopt

Persoonlijk

Het is alweer dinsdag en nog wel de eerste dag van april, maar laten we vooral geen grappen maken over de stad waar ik nu ben: Osaka. De naam betekent grote (O) heuvel (Saka), wat heel vreemd is want Osaka ligt op een vlakte tussen heuvels. Voor de zevende eeuw heette de stad trouwens Naniwa.


Verplaatsdag. Dat betekent voor tien uur uitchecken en met de bagage naar een station, daar zoeken naar het perron waarvandaan de juiste (heel belangrijk!) trein vertrekt en vooral niet stressen. Verliep allemaal volgens plan, behalve dat ’juiste’ — ik zat niet in de juiste trein,. waardoor ik in Osaka nog moest overstappen op een metro, om uiteindelijk te arriveren op het station Osaka-Namba, dat zoals de naam al zegt in de wijk Namba ligt, net onder Dotonbori — het hart van lokaal vermaak.
Om elf uur stond ik, bezweet en wel, bij de receptie van mijn hotel, om mijn bagage in bewaring te geven (want pas om drie uur kun je inchecken) en na het scoren van een sandwich, aardbeien en een flesje koude groene thee in een konbini de hort op, de buurt verkennen.

Dat verkennen bestond uit een eerste grote rondgang, wat min of meer toevallig zo kwam, omdat ik ontdekte dat er een Ukiyoe Museum is in Osaka en daar moest ik natuurlijk naartoe. Bleek het vlakbij het hotel te zijn. En ook nog twee steile trappen op (bonuspunten). Maar heel mooi. Niet groot, eigenlijk iets van de helft van mijn woonkamer, maar er hingen wel 54 topstukken. De titel van de expo was ’18 Amazing Ukiyo-e Artists’ en het was heel mooi om ze uitgebreid en nauwgezet te kunnen bestuderen. (Voor wie zicht afvraagt waar ik het over heb: ukiyo-e zijn afdrukken van houtsnedes, in meerdere kleuren, gebaseerd op tekeningen van kunstenaars, die vaak onderwerpen als landschappen, historische gebeurtenissen, theateracteurs, geisha’s, courtisanes, etc. hebben. De bloeitijd van deze kunstvorm ligt in late Edo-periode, dus zo van half achttiende eeuw tot eind negentiende eeuw.). Helaas mocht je er geen foto’s maken. Dus moet de lezer het doen met een saaie foto van de ingang.

Na dit hoogtepunt ben ik weer aan de wandel gegaan. Inmiddels was de buurt, Dotonbori, trouwens een stuk drukker dan eerder de dag. Nog niet op de onderstaande foto…

Om ook het banale van op reis zijn niet te vermijden kan ik vertellen dat ik in een joekel van een drogisterijwinkel een tandenborstel heb gekocht. Nog meer interessants? Nou, in een etalage van een heel groot en luxe warenhuis, Takashimaya, stond dit bronzen beeld, dat in 1980, ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan, gemaakt werd. Het stelt de ideale Japanse familie voor, als eerbetoon aan hen, namens de winkel.

Ook een leuke: ik heb nog in een Excelsior Café een café latte gedronken, vergezeld van cheesecake, en een dik half uur later ging me dat heftig opspelen. Misschien ben ik toch lactose-intolerant. Punt is dat ik op het moment dat er rare geluiden uit mijn buik begonnen te komen er in de verste verte geen openbaar toilet was te bekennen (ik heb op Maps gezocht!), waardoor ik snel moest denken en me herinnerde dat ik een paar straten terug een soort Food Court had gezien, waar men ongetwijfeld een toilet had. Daar ben ik dus met samengeknepen billen naartoe gelopen (rennen mag niet in Japan, dat doen alleen kinderen) en ik was ’just in time’ zoals dat zo mooi heet. En wat was nou het typische aan dit voorval? Nou, dat food court was gevestigd in een ouder pand van warenhuis Takashimaya! Toeval, toch?

Het was inmiddels half drie lokale tijd en ik ging weer eens richting hotel. Onderweg heb ik nog gefacetimed met kleinkinderen die net wakker waren; mijn kleindochter had niet veel zin om met opa te praten en mijn kleinzoon kan nog niet praten.

Ik schrijf dit eerste gedeelte van mijn verslag van de dag als ’draft’ terwijl ik rond zes uur op mijn kamer verblijf & tot nu toe heb ik vandaag al 14.554 stappen gedaan, wat een indicatie is van hoeveel ik tot nu toe al verkend heb. Toen ik vlak na binnenkomst mijn schoenen uittrapte, ontdekte ik dat in mijn linkersok de grote teen erdoor gegaan is. Ik bedoel maar…

Het vervolg: de avond. Tijd om het manco van Kobe in te halen. Vlees eten dus. Ik heb eerst even een rondje gemaakt om te zien hoe het kanaal erbij lag. Meer mensen, meer lampjes, meer van alles.

Eerder had ik al gezien dat er nog geen vijftig meter van mijn hotel een restaurant was dat gespecialiseerd is in Kobe vlees:

Dit was dus dé gelegenheid waar ik ingewijd zou worden in de vervoeringen van Kobe-beef. Na enig delibereren en vrij onbegrijpelijk advies van één van de chefs koos ik voor een special van de dag, dat wil zeggen een vrij uniek stukje flink dooraderd vlees waarvan er per koe maar 1 kg is, als ik het goed begrepen heb.
Nu ik toch voor een culinaire ervaring ging, bestelde ik ook een Japanse single malt en ter compensatie een biertje. Nadat ik een borrelglaasje whiskey kreeg voorgezet, werd me vervolgens dit met trots gepresenteerd (let op de trofee die speciaal neergezet werd voor deze bezoeker uit Olanda):

De chef ging hiermee op de teppan aan de slag. Met afgepaste elegante bewegingen werd het vlees eerst aan alle zijden geschroeid. Vervolgens sneed hij het in drie stukken, die even op een rooster te rusten werden gelegd. Ook de vrij minimale garnituur, bestaand uit een stukje ui, een groene chilli, een stukje zoete aardappel en een plakje Japanse bamboe werden met zorg over de toppan gemanipuleerd. Vervolgens werd een van de stukken geretourneerd naar het hete gedeelte van de plaat, gepast in blokjes gesneden, die elk meermaals gekeerd werden, en vervolgens met een spatel op de plak lei die mijn bord vormde gelegd. Dit ritueel herhaalde zich nog twee keer, dat wil zeggen telkens een stuk vlees in delen snijden en grillen en op mijn bord deponeren, met gepaste afstanden in tijd, zodat ik voldoende tijd had om een en ander te savoureren. En dat deed ik dan ook.

Oeps, had ik opeens al drie stukjes op! Nog wat uitleg: op de lei vier condimenten, namelijk zout, miso, wasabi en gebakken knoflook. In het bakje: azijn en sojasaus.
Het vlees was enorm zacht, bijna zoet, smolt in de mond, was perfect medium-rare. Erg smakelijk.
Na dit orgastisch-carnivore gebeuren kreeg ik nog gebakken rijst (interessant om te zien hoe dat bereid werd, veel geleerd voor thuis), soep, en een heel klein toetje met een kommetje groene thee gepresenteerd, wat ik allemaal braaf en ook met genoegen opat en opdronk.


Al met al een mooie ervaring, waarmee ik in elk geval aan één cliché qua Japan-vakantiegangerverplichting voldaan heb. Nu zal de lezer zich afvragen wat dat nou gekost heeft. Dat deed ik ook, to be honest, want de menukaart was daar niet zo duidelijk over. Nou, de creditcard werd niet overbelast, maar het bleek dat die 180 gram vlees toch wel honderd euro kostte. Het glaasje whiskey trouwens maar tien.

Omdat ik het grootste deel van dit verslag al eerder gemaakt heb, kan ik nu, en het is kwart over negen lokale tijd, nog even op mijn hotelkamertje (dat trouwens het spiegelbeeld van de vorige in Kobe is) van een in de Family Mart gekocht biertje te genieten. Het mango-ijsje heb ik al op.