Na drie weken eindelijk soba

Persoonlijk

Het was inmiddels alweer vrijdag 11 april en de volgende etappe begon. Na afscheid genomen te hebben van wat tot nu toe het fijnste hotel tijdens mijn reis was, ging ik welgemoed op pad naar het station van Kanazawa. Wat schetste mijn verbazing toen er aan het eind van de straat, recht tegenover de ingang van de markt, een bus stond waarop duidelijk stond vermeld dat de bestemming Kanazawa Station was. Een teken van de goden dat ik niet hoefde te lopen!
Vijf minuten later en twee stops verder en 210 Yen armer was ik er. De stationsomgeving is naar mijn idee behoorlijk nieuw. De Shinkansen-lijn van Tokyo naar Nagano is nog niet zo lang geleden doorgetrokken naar Kanazawa, waardoor het een bereikbare vakantiebestemming is geworden voor de inwoners van groter Tokyo, wat zeker van invloed zal zijn geweest op investeringen ter plekke. Je ziet aan het contrast tussen beplanting en bebouwing dat het vrij recent tot stand gekomen is.

Kunst in de openbare ruimte. Ik vind het mooi als het er is. Zeker als het met een beetje gevoel voor humor gedaan is, zoals hier. Daarbij vergeleken zijn twee hazenoren natuurlijk bagger.

Op het station wou ik me niet wagen aan het kopen van een treinkaartje bij de automaten (dat was in Tokyo geen succes geweest), dus nam ik plaats in de wachtrij van de Ticket Office. Iets van dertig nummers voor mij en het duurde bijna een half uur, maar toen had ik, tegen betaling van 9.120 Yen mijn reisbiljet voor de Kagayaki 528 inhanden. Die zou veertig minuten later om 11:49 vertrekken vanaf spoor 11.
Na een wandeling door het gigantische winkelcomplex in en aan het stationsgebouw, waarbij ik alvast wat inspiratie opdeed voor mijn geplande shopping spree in Tokyo, brachten mijn voeten en meerdere roltrappen mij naar de plek waar ik me moest opstellen voor rijtuig 7. Zitplaats 3E was daarin voor mij gereserveerd (de hele trein kende enkel gereserveerde plaatsen, in tegenstelling tot sommige andere treinen die een paar rijtuigen voor niet-gereserveerden hebben).

Natuurlijk vertrok de trein stipt op tijd en al snel zoefden we door een vrij mistig landschap. Mijn zonnebril bleef natuurlijk op, want ‘ervaren reiziger’.

Net zo stipt als het vertrek was de aankomst in Nagano, waar de lucht er een stuk opgeklaarder uitzag.

Het hotel dat ik geboekt had, New Nagano NeXT, bevond zich een paar honderd meter van het station. Ik bracht mijn bagage ernaartoe en ging op pad. Eerst om de omgeving een beetje te verkennen, zodat ik me later beter kon oriënteren, en vervolgens, na het raadplegen van de Maps app, richting een museum, het Nagano Prefectural Art Museum, in het kort NAM.
Op weg ernaartoe nam ik weer eens wat omwegen. En zag ik ook de mindere kant van het verder zo schone Japan.

NAM ligt een een flink groot park, Joyama Park, dat weer naast een joekel van een tempelcomplex ligt, Zenkoji Temple. Het is een vrij nieuw gebouw, heel ruim opgezet en akelig precies qua detaillering en afwerking. De expositie was vrij bescheiden van omvang en gericht op wat men de moderne Japanse kunst noemt, dus wat men begin vorige eeuw ging maken onder invloed van de Westerse kunst — impressionisme, expressionisme, dat soort dingen. Interessant om te zien wat men daarmee deed. Helaas mocht de kunst er niet gefotografeerd worden.

Naast het nieuwe gebouw, en daar verbonden middels een galerij, ligt de Higashimaya Kaii Gallery, dat geheel en al gewijd is aan de desbetreffende kunstenaar. Absoluut sfeervol werk. De man had heel veel gemaakt en omdat hij kinderloos was, veel nagelaten aan de stad Nagano, die een gebouw ervoor neerzette. Zo kan het dus ook, miskende artiesten van deze wereld! Maar er zaten absoluut mooie werken bij.
Weer helemaal vervuld met kunst-appreciatie bezocht ik het café van het museum — een heel kleine ruimte gelegen aan een immens terras. Daar dronk een lokale Weizen, die me heel goed smaakte.

Dat men hier het kunstgebeuren niet binnen hield, bleek buiten. Zo was er een fantastische stoom-waterval.

Wie alles gelezen heeft van de voorgaande weken, weet dat je in Japan struikelt over de tempels. Die naast het museum, Zenkoji, hoort bij de meest indrukwekkende van Japan, beslaat een flinke oppervlakte en heeft zelfs zijn eigen straat ernaartoe, waar op een soort pilaren een groot aantal gebeden staan, die je op weg naar de tempel allemaal dient te declameren om een of ander heilig doel te bereiken.

Heel imposant allemaal en het was er helemaal niet druk. Dat had ik wel anders meegemaakt. De weg ernaartoe was natuurlijk niet de weg die ik ernaartoe had genomen, dus ging ik die als weg terug behandelen, want ze voerde rechtstreeks (en dan bedoel ik echt kaarsrecht!) naar het station, dat een kilometer of zo verderop ligt. Het eerste deel bestond uit winkels met reli-spul, souvenirs en eten. Altij leuk om even in rond te snuffelen en te bekijken. En wie had ooit gedacht dat er softijs bestond met miso-smaak? En dat is nog lekker ook!

Verderop kreeg de straat een meer historisch karakter met typische gebouwen en een passende aankleding qua straatmeubilair. En je werd eraan herinnerd dat binnenkort de Nagano Marathon hier langs ging komen. Toevallig precies een week na die van Enschede, dat wil zeggen hier op 20 april.

Geen idee waar dit hierboven over gaat, maar ik maak gewoon veel snapshots… Okay, in het hotel aangekomen, heb ik na deze redelijk lange tocht wat uurtjes rust genomen en online uitgezocht waar ik in de buurt goede soba kon eten. Dat was er nog steeds niet van gekomen en zonder soba-experience kon ik niet terug naar vlees-aardappel-en-groente-land. Volgens Tripadvisor was het restaurantje dat ik die avond bezocht een goeie. Dat bord met 24 uur open hoort volgens mij bij iets anders.

Soba is een noedel gemaakt van boekweit (glutenvrij!). Het wordt meestal koud geserveerd en je dipt het dan in een saus of bouillon-achtige soep (meestal iets met miso), om het flink slurpend naar binnen te werken. Ik was daar niet zo goed in, want glibber en eetstokjes plus een onhandige Hollander, dat is recept voor geknoei… Awel, ik heb het allemaal wel naar binnengewerkt. Plus wat tempura en een saladetje. Erg lekker en trouwens belachelijk goedkoop. Met een flink glas sake erbij kostte het iets van 18 euro.

Blij omdat het eindelijk gebeurd was, en verzadigd, liep ik terug naar mijn hotel. Vrijdagavond zou wel eens een gemeenschappelijke factor kunnen zijn als het gaat om met de collega’s van het werk, of met vrienden (het een sluit het andere niet uit, denk ik), de hort op te gaan. In Japan in elk geval wel:

Met volgens de Health-app ruim twaalfduizend stappen op de teller gunde ik mijn voeten weer rust en heb ik op mijn hotelkamer nog wat tv gekeken en een biertje gedronken. Tegen één uur was het lampjes uit en oogjes dicht.

Het regent wel eens in Kanazawa

Persoonlijk

Het hotel in Kanazawa, Hotel Pacific, was een aangename plek om te verblijven. Niet al te groot en massaal, een net iets ruimere kamer, aardige mensen achter de balie slash café slash bar. Plus dat de lokatie een perfecte uitvalsbasis vormde. Na erg goed geslapen te hebben begon ik aan het ‘afwerken’ van het lijstje dat ik de avond tevoren gemaakt had. (De ingang van het hotel is in het lichtgekleurde gedeelte van de begane grond; de naam op de gevel is waarschijnlijk die van de vorige uitbater.)

Eerste etappe was de wereldberoemde Omicho Market, een complex van overdekte straatjes en passages waar voornamelijk vis verkocht wordt, maar dat, omdat het een trekpleister is voor toeristen natuurlijk ook de nodige eetgelegenheden heeft. Ik hoefde enkel de straat waaraan mijn hotel ligt af te lopen om er te komen. En wat zien we dan? Rolkoffers, heel veel rolkoffers. Ik voel me dan wel een tikje medeschuldig aan de ellende die dat oplevert omdat ik zelf ook met zo’n ding op pad ben. De volgende keer huur ik een paar koelies in om mijn bagage te dragen. Of zou dat ook niet PC zijn?

Ik denk dat ik te vroeg was. Ik weet dat wel zeker, want de officiële openingstijd van de markt was negen uur en ik was er even na acht. Vandaar de relatieve stilte! Maar het was ook mooi om de mensen bezig te zien met het inrichten van hun winkels en zaken. Sommige waren blijkbaar al heel vroeg begonnen, want hadden hun uitstalling al helemaal op orde…

Ik bedacht dat ik later nog even een kijkje kon nemen en liep richting mijn volgende doel. Wakker als ik was zag ik natuurlijk weer veel bemerkenswaardigs.

Mijn doel was Kanazawa Castle Park en bij de ingang die ik nam trof ik dit koffietentje aan, dat ik natuurlijk niet links kon laten liggen. Ik moest nog wel even op de stoep wachten voor het openging, maar dat belette twee meisjes niet om nauwgezet de stoep aan te vegen, waarbij geen bloemblaadje aan hun aandacht ontsnapte.
Naast deze twee jonge vrouwen werkten er nog twee in dit koffietentje. Let wel dat de bovenverdieping ook beschikbaar was voor gasten. Beneden konden er acht zitten en dan was het echt vol. Maar ik was de eerste klant, dus. Ik nam eerst een café crème en een soort tosti & daarna nog een Guatemaalse koffie, dripstyle. Dat werd gemaakt met behulp van een gave machine die het handmatig opschenken verving. De koffie was perfect.

Het park was enorm groot. In het midden ervan bevond zich het kasteelcomplex, dat in een soort tussenstadium van herbouw was. Op zich minder interessant dan een echt oud kasteel, maar de details van de constructie waren er niet minder mooi om.
Ook mooi: Sakura!

Het tempo van deze donderdag bleef hoog, want ik toog naar Kenrokuen, een tuin die volgens de kenners tot de drie mooiste van Japan behoort & misschien zelfs wel de fraaiste is. Dat hadden meer mensen gehoord, want er waren verkeersregelaars nodig om de toevloed van bezoekers in de hand te houden en veilig de straat over te helpen.

Ik ben geen expert, maar Kenrokuen was zeker heel bekoorlijk. Alle aspecten van wat een Japanse tuin kenmerkt waren aanwezig. Vijvers, theehuizen, lantaarns, bruggetjes, een waterval, enzovoorts. Hoewel het qua weer een beetje een sombere dag was, leverde dat toch een aantal mooie plaatjes op.

Vanuit het tuincomplex leek het op de kaart niet ver naar het 21st Century Museum of Contemporary Art. Maar dat had ik niet goed ingeschat; het ging vrij bochtig en met veel klimmen en dalen.
Het museum was een hypermodern complex bestaande uit allerlei gebouwen die met elkaar verbonden waren en samen een ronde plattegrond vormden. Het was een verademing dat het nu eens niet om oud spul ging, maar om echte moderne kunst. Het deel van het museum dat ik bezocht was niet erg groot (de speciale tentoonstelling vond ik niet zo interessant en liet ik dus aan me voorbijgaan), maar de kwaliteit van het getoonde was hoog. Mijn favoriet was een werk van Anish Kapoor, genaamd ‘L‘Origine du Monde’ — een optische illusie bestaande uit een grote zwarte ovaal op een schuin achterover hellende wand. Er zal een link zijn (bedoeld?) naar een beroemd werk van Gustave Courbet met dezelfde titel (zoek maar op, heel gewaagd voor die tijd), en wellicht ook naar een installatie van Marcel Duchamp, ‘Étant Donnés’, die in Philadelphia te zien is, en zeker geïnspireerd is door Courbet. Duchamp is trouwens mijn kunst-held-van-alle-tijden & ik ben op de aki afgestudeerd voor het vak kunstgeschiedenis met een scriptie over hem, die spoorloos verdwenen is. Heel passend.

Helaas mocht je van alle fraaie kunst geen foto’s maken. Wel van dit:

Wie zich afvraagt wat hiervan de bedoeling is, heeft wellicht iets aan deze tekst, die deel uitmaakt van het werk. (Er ligt geen levend persoon.)

Ik ben ook nog even rondom het hele complex gelopen. Naast de ingang stond een werk bestaand uit ronde kunststof-panelen, waar je in kon rondlopen.

Inmiddels had ik vier items van mijn lijstje afgevinkt. Maar de lucht betrok en ik besloot terug te lopen naar het hotel. Onderweg heb ik nog de nodige winkels bekeken en ook ontdekt dat het trouwen op een exotische lokatie een ‘ding’ is in Japan.

Toen het echt begon te miezeren ben ik nog even Omicho Market ingedoken, waar het inmiddels drukker was geworden.

Het laatste stukje van hier naar mijn hotel stelde niet veel voor en dat was maar goed ook, want het begon nu serieus te plempen. Dat duurde tot rond zes uur. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om nog even wat te drinken en te eten te kopen in een konbini op de hoek van de markt en liep terug door de markt. Waar het inmiddels weer een stuk rustiger was geworden.

De rest van de dag? Ahh, een beetje verloren. Het weer trok niet bij, dus ik bleef op mijn kamer. Tegen de tijd dat ik ging slapen regende het pijpenstelen en was er donder en bliksem.
Het vijfde en laatste doel op mijn lijstje ging ik niet meer halen, of ik moest dat op vrijdagochtend gaan doen voor ik begon aan de volgende etappe. Maar daarover meer in de volgende bijdrage. Die voor dit blog dus de vorige is, zodat die geplaatst is. Verwarrend.

Tussenstop in Daishoji

Persoonlijk

Toen ik woensdag afscheid nam van Fukui, nam ik deze foto in de straat van mijn hotel. Typisch voor het deel van de stad waar ik verbleef. Omdat ik al veel in de buurt verkend had, vond ik makkelijk mijn weg naar het station. Alwaar bleek dat ook binnen het dinosaurussenthema overal terugkwam.

Andermaal met een boemeltrein reed ik naar het noorden, richting Kanazawa. Van een stedelijke omgeving naar het platteland is overal een flink contrast, maar in Japan helemaal. Hoewel er nauwelijks vlakke delen zijn waar geen huizen en gebouwen staan, zijn er altijd velden voor de diverse gewassen, waarbij rijst de overhand heeft. Er is alleen nog niet veel van te zien.

Mijn reis naar Kanazawa onderbrak in in Daishoji, een vlek van een dorp, of kleine stad, dat kan ook nog. De reden voor deze tussenstop? In juni 2019 had ik in Venlo een demonstratie gezien van een Japanse houtdraaier/urushi-kunstenaar, Eiko Tanaka, en dat had veel indruk gemaakt. Enig onderzoek in die tijd, dat min of meer toevallig in mijn hoofd was blijven hangen, leverde op dat ze haar atelier in Daishoji had. Plus een galerie waar haar werk te zien en te koop was. Waarom dus niet hiernaartoe? Ik was toch in de buurt. En ik had nog spijt dat ik in 2019 geen werk gekocht had.
Inmiddels bleek haar oorspronkelijke galerie gesloten te zijn, maar het alternatief dat haar website vermelde was er nog.
Ik was ruim een uur te vroeg. Naar het lokale museum dan maar! Met mijn bagage, want er waren geen lockers op het station. Onderweg kwam ik een groep peuters met hun begeleidsters tegen. Duidelijk dat men in Japan al vroeg aan het socialiseren van het nageslacht begint. Maar zeker Kawai, dat ook.

Ishikawa Prefectural Kutaniyaki Art Museum was prachtig gelegen in een park. En open voor bezoekers. De expositie bleek bijna helemaal te gaan over de soorten porselein die in de loop der tijd in deze streek gemaakt werden. Heel interessant voor wie van keramiek houdt. En ook nog eens compacte opstelling.

Op de verdieping bevond zich een gecombineerde museumshop/café, waar ik een kop Matcha en een cakeje bestelde. Zoals overal in dit land werd dat fraai opgediend voor mijn neus gezet.
In de winkel vond ik nog een leuk object voor thuis, dus met een blij gemoed kon ik na het afrekenen op weg naar Fuzon Kaga Gallery + Café.

Nu krijgt het verhaal een vreemde wending. Ik was de eerste klant, vlak na opening, en liep de naam Eiko Tanaka vallen. Uit de reactie van de jongen achter de counter begreep ik dat ze niet in de buurt was, maar in Tokyo voor haar werk. Geen probleem, probeerde ik duidelijk te maken en bestelde een lunch, bestaande uit een stukje quiche, wat salade en een kommetje minestrone. Plus koffie.

Terwijl ik dat consumeerde waren er allengs meer mensen binnengekomen. Eén ervan, een jonge vrouw, benaderde me omzichtig en sprak me aan. Ze zei dat ze een vriendin van Eiko was. Hierna volgde een onnavolgbaar ‘gesprek’ tussen ons, met behulp van vertaal-apps en handen en voeten en het simpelst mogelijke Engels. De crux was dat Eiko de dag erop of uiterlijk nog een dag later terug zou komen uit Tokyo en altijd graag mensen ontmoette die speciaal voor haar gekomen waren.
Dat maakte het allemaal wat ongemakkelijk. Ik voelde me niet helemaal lekker bij de manier waarop ik de boel min of meer geforceerd had, en maakte meermaals mijn excuses en zei dat het echt niet nodig was om rekening te houden met mij. En zo meer. Uiteindelijk spraken we af dat ik Eiko een mail zou sturen en zien wat daaruit voort zou komen.
Allemaal gedoe dat ik dus zelf veroorzaakt had. Een tegenvaller was ook nog dat er in de Gallery geen werk van Eiko te zien was. Wie weet komt het er nog van als ze later dit jaar Frankrijk en Ierland aandoet voor demonstraties en tentoonstellingen.

Met dit gebeuren achter de rug toog ik weer, mijn bagage meezeulend, naar het station, waar ik een kwartiertje moest wachten op de Local (hun term voor boemel) naar Kanazawa.

Platteland versus grote stad. Hierboven een foto gemaakt op Daishoji station. En hieronder eentje gemaakt in de East Exit van Kanazawa Station. Vanaf hier was het een klein half uur lopen naar mijn hotel, het Hotel Pacific Kanazawa, waar ik me na aankomst en inchecken ledig heb gehouden met tv-kijken en bekijken wat er in deze stad te doen is. In elk geval heeft ze veel te beiden, aangezien ze in de oorlog gespaard is gebleven en nog redelijk veel ‘antieks’ over heeft gehouden in de vier eeuwen dat de Maeda’s, in die periode de op een na rijkste familie van het land, over de stad geregeerd hebben. Maar dat komt dus op donderdag.

Amusement in Fukui

Persoonlijk

OK, de vraag is of Fukui een mooie stad is, of lieflijk, of wat? Nee, nee en geen idee. Het heeft weinig geschiedenis in fysieke zin. In de oorlog grotendeels platgegooid en een paar jaar later een flinke aardbeving — dat doet een stad geen goed.
Het heeft natuurlijk wel geschiedenis als het gaat om het verleden. Dat heeft veel te maken met een adellijke familie die hier eeuwenlang de dienst uitgemaakt heeft. En dat zie je overal terug, in de vorm van plaquettes en standbeelden en informatieborden. En het Fukui City History Museum weet daar ook raad mee. Nadat ik er maandag voor een dichte deur stond, was het deze dinsdagochtend mijn eerste doel van de dag. (Eerst nog even een blik uit het venster van mijn hotelkamer…)

Om mijn richtingsgevoel op de proef te stellen ging ik zonder digitale ondersteuning te gebruiken op weg. Zoals altijd kom je dan onderweg wat opvallends tegen. Even refererend aan mijn observaties aangaande de geschiedenis van Fukui is dit een mooi ondersteunend beeld: ongeveer het oudst (uitziend) wat ik zag.

In de wederopbouwperiode van de stad was dit uithangbord ongetwijfeld het modernste-van-het-modernste. Let wel: anno twee jaar na mijn geboorte.

Het museum bleek niet echt rekening te houden met bezoekers uit andere landen. Men was zeer spaarzaam met uitleg in iets anders dan Japans. Er waren niet veel bezoekers. En aan deze had ik weinig als het ging om uitleg…

Het mooie van ‘blanco’ rondlopen in een museum dat zich richt op de geschiedenis van een plaats, is dat je je eigen conclusies kunt trekken uit wat je zo al ziet. (In mijn intro had ik het er al over.)

Om niet weer een al gedane route opnieuw te volgen, bedacht ik dat ik misschien de rivier moest opzoeken, de Asuwa. De weg ernaartoe heeft een naam die refereert aan de bijnaam die Fukui heeft gekregen na alle ellende die het overkwam: Phoenix City, de stad die herrees uit de as.

In een etalage, of misschien wel gewoon het venster van een woning, dat was me niet duidelijk, kwam ik dit voorbeeld van Kawai tegen. In Japan is men dol op snoezig.

En schuin tegenover het dichotome van Japan; groot contrast in formaat en uitstraling van objecten vlakbij elkaar. Zou dat terug te voeren zijn op eigenwijsheid van huiseigenaren die niet willen verkopen? Of zit er iets anders achter? Ik kan daar echt over piekeren.

De Asura bleek een een enorm breed rivierbed te hebben, met hoge, schuine wanden van gestapelde betonblokken, waar her en der iemand zat te genieten van het zonnetje dat af en toe doorbrak. Een heel stuk verderop zag ik op de andere oever iets interessant: een heel erg lange sliert foodtrucks en tentjes. Na de rivier overgestoken te hebben ging ik dat van dichtbij bestuderen.
Ik denk dat een en ander te maken heeft met Sakura. Op beide oevers van de rivier stonden veel bomen in bloei en bij de bomen ook een onmeunige hoeveelheid led-lampen en lampionnen en ander spul om de bloesem te illumineren. Ik heb al eerder gemeld dat men in Japan Sakura heel serieus neemt. Trouwens, ik denk dat Japanners sowieso goed zijn in zich amuseren en ook in het genieten van mooie, leuke en lekkere dingen. Dat zal te maken hebben met het feit dat al milllennia lang de dreiging van rampspoed in de vorm van een natuurramp dagelijkse kost was. En als je ieder moment bedolven kunt worden onder het puin door een aardbeving, of levend verbrandt, of door een Samurai een kopje kleiner gemaakt wordt, dan ga je wel ‘in the moment’ leven, voorzover je je dat kunt veroorloven. Weer iets om over na te denken.

Het was interessant wat er zo te eten en te doen was op dit ‘festivalletje’. Ik heb in ieder geval een beker goede koffie gehad met een aardbeiencrême-wafel en een stuk verderop nog ‘long potato’ — een soort Ras-patat (dat was ooit een hype in Nederland: uit aardappelpulp geperste en gefrituurde patat), met allerlei soorten saus naar keuze. Dat waren misschien niet de gezondste keuzes die ik had kunnen maken, maar als je al bijna drie weken geen ‘gefrituurde’ aardappel hebt gehad, is dat begrijpelijk, toch?

Naast een heel breed aanbod aan eten en snaai waren er ook nog twee veldjes afgeperkt waar, echt waar!, performers met een gedresseerd aapje een show hielden. Let niet op dat verbodsbord, want ik moest dit natuurlijk documenteren.

Interessant om te zien was ook de variatie aan voertuigen die als foodtruck gebruikt werden; van oude Amerikaanse schoolbus tot minuscuul Japanse kei-busje, waarin de exploitant ondanks een verhoogd dak slechts met het hoofd gebogen zijn werk kon doen. En wat te denken van deze Citroën-bus op leeftijd? Het viel me op dat-ie het stuur links had, dus deze moest ooit geïmporteerd zijn.

Nou, is dat een Nederlands kenteken, of niet? Ik dacht het wel.

Eenmaal alles gezien en een beetje misselijk van het eten, met allengs donker wordende wolken aan de horizon, werd het tijd het hotel op te zoeken. Ik liep daar niet rechtstreeks naar toe, maar via een buurtje nabij het station. Daar moest een soba-restaurant zijn dat erg goed is & soba had ik nog niet gegeten.
Mijn weg daarnaartoe voerde een flink stuk over de dijk langs de rivier.

Het restaurant had ik na enig zoeken gelokaliseerd. Omdat ik toch in de buurt was, heb ik nog even de beloofde foto van de dino’s op de gevel van het station gemaakt.

Later die dag, aan het begin van de avond, begon het te regenen. Niet leuk voor de mensen die van Sakura langs de rivier wouden genieten, maar ook niet voor mij. Nat worden leek me niet fijn & ik had ook niet echt trek. Ik bleef dus op mijn hotelkamer, wat dingen uitzoeken voor het vervolg van de reis, en ging redelijk vroeg te bed, las mijn boek uit en ervoer wat volgens mij een schokje van een aardbeving was. Ik hoorde een kraakgeluid en voelde een beetje beweging, een soort duwtje tegen het bed. Heel vreemd, maar aangezien ik geen sirenes of iets dergelijks hoorde, nam ik aan dat dit niet iets was om me zorgen over te maken. (Hoewel ik daarna niet echt goed geslapen heb…)

Fukui, de dinosaurussenstad

Persoonlijk

Toen ik op deze maandagochtend uit Kyoto vertrok had ik geen idee dat mijn bestemming van de dag dé dinosaurussenvindplaats van Japan is. Zo zie je maar weer, dat er altijd wat te leren valt.

Met een gewone trein reizen, of zelfs met een boemel, is altijd een leuke ervaring. Je ziet wat meer van het landschap, je hebt meer gelegenheid je medereizigers te bestuderen en je hebt vooral een minder gehaast gevoel dan in een hogesnelheidstrein. Zo ook vandaag. Ik vertrok vanaf Kyoto Station met de JR Kosei-lijn richting noordnoordoost; in eerste instantie naar Tsuruga, waar ik een transfer ging maken naar de Hapi-Luki-lijn, met als eindbestemming Fukui. Dat ging niet helemaal soepeltjes, waardoor ik een halfuurtje vertraging opliep.
Tijdens de eerste etappe reed de trein een tijdje langs Lake Biwa — op deze foto met de scholieren kun je daar een glimp van vangen. Tegelijkertijd bood de andere kant van de trein uitzicht op bergen, met warempel nog sneeuw op de toppen.

Op Tsuruga Station raakte ik even in de war aangaande het perron vanwaar de Hapi-trein zou vertrekken, waardoor ik in plaats van om 11:20 uur pas om 11:50 vertrok.

Die Hapi-trein was dus een echte boemel, stopte bij elk plaatsje, waarbij er best vaak twee minuten langs niets gebeurde; er stapte niemand uit, er stapte niemand in.

Na iets van drie kwartier boemelen was ik dan ‘eindelijk’ in Fukui. Het station leek bijna nieuw en ook de omgeving gaf blijk van grootstedelijke aspiraties.

Om maar weer eens te benadrukken dat je af en toe ook achter je moet kijken: pas na het zien van onderstaande tafereel, een deel van een opstelling van bewegende dino’s, zag ik dat de gevel van het station voorzien was van een immense afbeelding van een dinosaurus (geen foto van gemaakt — die maak ik bij vertrek, beloofd). Een informatiebord verstrekte de nodige info over waarom Fukui de dino-stad van Japan (en misschien wel van de hele wereld) is.

Leuk, maar ik heb nooit last gehad van dino-madness. Een ander soort gekte is die welke zich nu ontplooit in de VS, waar Potus 45/47 de wereldorde naar de kloten helpt. Hoe ver zijn tentakels reiken bleek vandaag weer eens. Op 3F van dit gebouw heeft die schurk een Amusement BAR!

Het was zo rond één uur en het leek me handig om mijn bagage alvast bij het hotel te droppen, waardoor ik mijn handen vrij zou hebben voor een verkenningstocht. Op weg naar het hotel zag ik al een interessante bestemming, de ruïnes van Fukui Castle, waarover later meer.
Het hotel bleek in de uitgaansbuurt te liggen. Niet dat me zulks boeit, maar het levert wel gekke plaatjes op. De entrees van veel gebouwen waren aangekleed met rekken met bloemstukken. Heel vreemd.

Zonder bagage, maar met goede zin, liep ik terug naar de lokatie van Fukui Castle. Dat was ooit een van de grootste in zijn soort van Japan, maar rampen en oorlog hadden er flink huisgehouden. Enkel de muren om de binnenste ring en wat restanten waren overgebleven. Op het terrein staan nu een aantal gebouwen van het stadsbestuur.
De man met het kind aan de hand is gekleed in prachtig denim. Denkelijk van die hele dure Japanse met selfedge.

Dat ook in Fukui Sakura leeft is vanzelfsprekend. Er werd volop gefotografeerd en gepicknickt.

In het informatiecentrum boven de poort zag ik een interessante video over ontstaan en vergaan van het kasteel, plus de nodige achtergrondinformatie over bouwtechniek. Moest je wel je schoenen uitdoen omdat binnen te gaan. Heb ik gedaan.

Omdat het bezoek aan een stad of plaats niet compleet is zonder een museum, ging ik na de ruïnes bekeken te hebben, op weg naar het lokale Museum of History. Dat natuurlijk op maandag gesloten is. Maar de weg ernaar toe is de weg ernaartoe & levert altijd wat op. Zoals deze etalage van een fotograaf. Daar had ik er al meer van gezien op andere plekken en in eerdere steden. Schijnbaar is het traditie om een moment zoals de eerste schooldag vast te leggen & wordt dat ook voor ieder schoolniveau gedaan.

Museum dus gesloten, maar Yokokan Garden, vlakbij, was wel open. Een mooie! De villa van de Daimyo, dat is de lokale heerser, was er prachtig nagebouwd en je mocht er (op sokken!) ook binnen rondlopen.

Ik heb heel veel foto’s gemaakt omdat er op detailniveau zoveel te ontdekken was. Maar deze hierboven moeten voor vandaag genoeg zijn.
Na deze topervaring ben ik met een behoorlijke omweg naar een buurt net voor/naast het station gewandeld, omdat ik gezien had dat daar wellicht koffie te scoren was. Het bleek dat ook hier de stadsvernieuwing toegeslagen had (sowieso is het in Japan overal en altijd slopen en bouwen), maar er was ook nog een soort binnenplaatsje waar men nog niet met de sloophamer was geweest & daar vond ik een café, dat, zo werd mij verteld, het enige vegan-etablissement van de hele stad was. Aangezien ik in Japan nog niet vegan had gegeten, bestelde ik een menu naast mijn ice-americano. Dat was heel lekker en ook heel gezond, denk ik.

Het liep al tegen het eind van de middag en mijn hotelkamer wenkte. Tenminste, dat vond ik. Het hotel is er eentje uit de APA-keten, nummer 108, een oudere dus. De badkamer is weer zo’n module, maar nu eentje in beige. De kamer is iets krapper dan anders, maar soit. Wel een dingetje is dat het raam niet open kan, de gevels worden onderhanden genomen en staan compleet in de steigers. Nadat ik gereserveerd had, kreeg ik een mailtje dat er wellicht geluidsoverlast zou zijn vanwege de werkzaamheden. Ook geen probleem, want bouwvakkers hier beginnen niet voor acht uur.

Morgen is er weer een dag en het museum is dan ook open.

Een halve zondag in Kyoto

Persoonlijk

Je hebt van die dagen dat je gelijk al beseft dat het er eentje wordt van minimale activiteit en inspanning. Zo ook deze zondag de zesde. Ik werd na diepe slaap best vroeg wakker en voelde het gelijk: mijn lijf protesteerde door spierpijntjes en stijve gewrichten. Een teken dat het even wat minder mocht qua stappen en zo meer. Bovendien leek het weer ook niet mee te gaan werken — het had geregend en er hingen donkere wolken boven de stad.

Ik besloot om een bestemming niet al te ver van mijn hotel te zoeken; bij voorkeur een lokatie die rustig zou zijn. Een Garden bijvoorbeeld. Zo bedacht, zo gedaan.

Mijn principe volgend dat ik hoofdwegen zou vermijden, zette ik via de kleinere straten koers naar de Shosei-en Garden, die behoort tot de tempel die ik gisteren noemde, Higashi Hongan-ji. Behoort tot, let wel, niet gelegen naast. Op weg ernaartoe kwam ik weer zo’n fenomeen tegen dat me al eerder opgevallen was: planten in potten rondom het huis. Blijkbaar is het de menselijke aard het al te stedelijke te willen compenseren met een dosis natuur, ook al is dat in de vorm van getemde planten en kruiden.

En misschien is zo’n garden uit hetzelfde sentiment ontstaan. Hoewel, deze waarschijnlijk niet — het was eeuwen geleden aangelegd als woon– en verblijf-oord voor een gepensioneerde hoofdpriester van de tempel. Daarbij werd niet op een theehuis meer of minder gekeken. Er waren er vier!

Het was niet al te druk, er was het een en ander te bewonderen en nadat ik dat had gedaan, schreed ik op mijn treden terug, want op de heenweg had ik een gebouwencomplex gezien van de Tokyo University of Arts waar ook een museum toebehoorde. Dat leek me interessant en dat was het ook. Er waren twee tentoonstellingen. De eerste met kunstwerken van vrouwelijke Japanse kunstenaars, ter ere van de afscheid nemende (eerste vrouwelijke!) directeur van de University, waar een paar indrukwekkende werken bij waren. De tweede was van de afdeling Printmaking — een soort retrospectief van werk van studenten, ex-studenten en naar ik aanneem ook (ex-)docenten, dat terugging tot de jaren zeventig. Heel divers en verrassend en het deed me weer erg terugdenken aan mijn tijd op de aki, toen ik me ook bezighield met zeefdrukken en etsen (aan litho heb ik me nooit gewaagd — teveel werk).

Na deze goede dosis kunst en cultuur ging ik terug naar mijn hotel, waar bleek dat mijn kamer nog niet klaar was. Dan maar op zoek naar koffie en wat te eten. Bleek er verderop een koffietent te zijn waar ik al twee keer langs was gelopen! Daar dus naartoe en er, tijdens het bestuderen van een ‘koffietafelboek’ over koffie, genoten van een café crème en een sandwich, en om het een echte zondag te maken nog een americano als toegift. Het tentje heet Lower East Side Number 9, en dat zag er op de gevel zo uit:

Het was inmiddels nog geen twee uur, maar ik besloot op mijn hotelkamer het nodige aan online uitzoekwerk en reis-planning te gaan doen. Uiteindelijk resulteerde dat in het reserveren van een aantal overnachtingen in vier steden, de komende tijd. De terugvlucht heb ik ook maar geregeld omdat het waarschijnlijk rondom het paasweekend ‘dringen’ gaat worden om nog een plek te bemachtigen.
Zo werd deze halve dag alsnog een productieve…