Na drie weken eindelijk soba

Persoonlijk

Het was inmiddels alweer vrijdag 11 april en de volgende etappe begon. Na afscheid genomen te hebben van wat tot nu toe het fijnste hotel tijdens mijn reis was, ging ik welgemoed op pad naar het station van Kanazawa. Wat schetste mijn verbazing toen er aan het eind van de straat, recht tegenover de ingang van de markt, een bus stond waarop duidelijk stond vermeld dat de bestemming Kanazawa Station was. Een teken van de goden dat ik niet hoefde te lopen!
Vijf minuten later en twee stops verder en 210 Yen armer was ik er. De stationsomgeving is naar mijn idee behoorlijk nieuw. De Shinkansen-lijn van Tokyo naar Nagano is nog niet zo lang geleden doorgetrokken naar Kanazawa, waardoor het een bereikbare vakantiebestemming is geworden voor de inwoners van groter Tokyo, wat zeker van invloed zal zijn geweest op investeringen ter plekke. Je ziet aan het contrast tussen beplanting en bebouwing dat het vrij recent tot stand gekomen is.

Kunst in de openbare ruimte. Ik vind het mooi als het er is. Zeker als het met een beetje gevoel voor humor gedaan is, zoals hier. Daarbij vergeleken zijn twee hazenoren natuurlijk bagger.

Op het station wou ik me niet wagen aan het kopen van een treinkaartje bij de automaten (dat was in Tokyo geen succes geweest), dus nam ik plaats in de wachtrij van de Ticket Office. Iets van dertig nummers voor mij en het duurde bijna een half uur, maar toen had ik, tegen betaling van 9.120 Yen mijn reisbiljet voor de Kagayaki 528 inhanden. Die zou veertig minuten later om 11:49 vertrekken vanaf spoor 11.
Na een wandeling door het gigantische winkelcomplex in en aan het stationsgebouw, waarbij ik alvast wat inspiratie opdeed voor mijn geplande shopping spree in Tokyo, brachten mijn voeten en meerdere roltrappen mij naar de plek waar ik me moest opstellen voor rijtuig 7. Zitplaats 3E was daarin voor mij gereserveerd (de hele trein kende enkel gereserveerde plaatsen, in tegenstelling tot sommige andere treinen die een paar rijtuigen voor niet-gereserveerden hebben).

Natuurlijk vertrok de trein stipt op tijd en al snel zoefden we door een vrij mistig landschap. Mijn zonnebril bleef natuurlijk op, want ‘ervaren reiziger’.

Net zo stipt als het vertrek was de aankomst in Nagano, waar de lucht er een stuk opgeklaarder uitzag.

Het hotel dat ik geboekt had, New Nagano NeXT, bevond zich een paar honderd meter van het station. Ik bracht mijn bagage ernaartoe en ging op pad. Eerst om de omgeving een beetje te verkennen, zodat ik me later beter kon oriënteren, en vervolgens, na het raadplegen van de Maps app, richting een museum, het Nagano Prefectural Art Museum, in het kort NAM.
Op weg ernaartoe nam ik weer eens wat omwegen. En zag ik ook de mindere kant van het verder zo schone Japan.

NAM ligt een een flink groot park, Joyama Park, dat weer naast een joekel van een tempelcomplex ligt, Zenkoji Temple. Het is een vrij nieuw gebouw, heel ruim opgezet en akelig precies qua detaillering en afwerking. De expositie was vrij bescheiden van omvang en gericht op wat men de moderne Japanse kunst noemt, dus wat men begin vorige eeuw ging maken onder invloed van de Westerse kunst — impressionisme, expressionisme, dat soort dingen. Interessant om te zien wat men daarmee deed. Helaas mocht de kunst er niet gefotografeerd worden.

Naast het nieuwe gebouw, en daar verbonden middels een galerij, ligt de Higashimaya Kaii Gallery, dat geheel en al gewijd is aan de desbetreffende kunstenaar. Absoluut sfeervol werk. De man had heel veel gemaakt en omdat hij kinderloos was, veel nagelaten aan de stad Nagano, die een gebouw ervoor neerzette. Zo kan het dus ook, miskende artiesten van deze wereld! Maar er zaten absoluut mooie werken bij.
Weer helemaal vervuld met kunst-appreciatie bezocht ik het café van het museum — een heel kleine ruimte gelegen aan een immens terras. Daar dronk een lokale Weizen, die me heel goed smaakte.

Dat men hier het kunstgebeuren niet binnen hield, bleek buiten. Zo was er een fantastische stoom-waterval.

Wie alles gelezen heeft van de voorgaande weken, weet dat je in Japan struikelt over de tempels. Die naast het museum, Zenkoji, hoort bij de meest indrukwekkende van Japan, beslaat een flinke oppervlakte en heeft zelfs zijn eigen straat ernaartoe, waar op een soort pilaren een groot aantal gebeden staan, die je op weg naar de tempel allemaal dient te declameren om een of ander heilig doel te bereiken.

Heel imposant allemaal en het was er helemaal niet druk. Dat had ik wel anders meegemaakt. De weg ernaartoe was natuurlijk niet de weg die ik ernaartoe had genomen, dus ging ik die als weg terug behandelen, want ze voerde rechtstreeks (en dan bedoel ik echt kaarsrecht!) naar het station, dat een kilometer of zo verderop ligt. Het eerste deel bestond uit winkels met reli-spul, souvenirs en eten. Altij leuk om even in rond te snuffelen en te bekijken. En wie had ooit gedacht dat er softijs bestond met miso-smaak? En dat is nog lekker ook!

Verderop kreeg de straat een meer historisch karakter met typische gebouwen en een passende aankleding qua straatmeubilair. En je werd eraan herinnerd dat binnenkort de Nagano Marathon hier langs ging komen. Toevallig precies een week na die van Enschede, dat wil zeggen hier op 20 april.

Geen idee waar dit hierboven over gaat, maar ik maak gewoon veel snapshots… Okay, in het hotel aangekomen, heb ik na deze redelijk lange tocht wat uurtjes rust genomen en online uitgezocht waar ik in de buurt goede soba kon eten. Dat was er nog steeds niet van gekomen en zonder soba-experience kon ik niet terug naar vlees-aardappel-en-groente-land. Volgens Tripadvisor was het restaurantje dat ik die avond bezocht een goeie. Dat bord met 24 uur open hoort volgens mij bij iets anders.

Soba is een noedel gemaakt van boekweit (glutenvrij!). Het wordt meestal koud geserveerd en je dipt het dan in een saus of bouillon-achtige soep (meestal iets met miso), om het flink slurpend naar binnen te werken. Ik was daar niet zo goed in, want glibber en eetstokjes plus een onhandige Hollander, dat is recept voor geknoei… Awel, ik heb het allemaal wel naar binnengewerkt. Plus wat tempura en een saladetje. Erg lekker en trouwens belachelijk goedkoop. Met een flink glas sake erbij kostte het iets van 18 euro.

Blij omdat het eindelijk gebeurd was, en verzadigd, liep ik terug naar mijn hotel. Vrijdagavond zou wel eens een gemeenschappelijke factor kunnen zijn als het gaat om met de collega’s van het werk, of met vrienden (het een sluit het andere niet uit, denk ik), de hort op te gaan. In Japan in elk geval wel:

Met volgens de Health-app ruim twaalfduizend stappen op de teller gunde ik mijn voeten weer rust en heb ik op mijn hotelkamer nog wat tv gekeken en een biertje gedronken. Tegen één uur was het lampjes uit en oogjes dicht.