Tokyo is natter dan Nagano

Persoonlijk

No rest for the wicked, zo is toch de uitdrukking? (Nee, oorspronkelijk luidt het ‘No Peace for The Wicked’ en is uit het heilige boek.) Zou moeten zijn ‘No rest for the blogger on this journey through Japan’. Maar het is simpelweg een kwestie van volhouden, ook al is de motivatie niet optimaal.

We vervolgen de reis met wat de laatste verplaatsing zal zijn, aleer de terugreis aanvangt. Zondagochtend liep ik met de koffer en rugzak, nu gevuld met vooral wasgoed, want het eind aan schoons komt in zicht, door een druilerig Nagano naar het station. Feitelijk waren het maar een paar honderd meter en het regende nauwelijks, maar soms moet je de boel wat dramatischer maken.

Hier geen lange wachttijden bij de Ticket Office for Foreign Visitors, die trouwens ook Japanners bediende. De trein naar Tokyo vertrok om 10:14 en ik had ruim zitgelegenheid. Terzijde: naast een ticket ontvang je ook een betalingsbewijs, wat maar goed is ook, want het ticket wordt bij het verlaten van de bestemming ingeslikt door het poortje & kan niet als souvenir meegenomen worden. De eerste keer dat me dit overkwam was ik flabbergasted.

Aan de balie waar ik het treinkaartje kocht zei de baliemedewerker nog iets in de trant van dat ik ruimte zat had, want in mijn rijtje was ik de enige. Dat bleek niet zo te zijn, want op het laatste moment schoof deze man nog voor mij langs om de zitplaats aan het raam in bezit te nemen. Of hij simpelweg zelf een plek had gekozen? Ik denk het niet want gaande de rit komt er een soort conducteur langs die met een handheld device alles naloopt en waarschijnlijk ook checkt of de plekken die bezet horen te zijn dat ook zijn.

Maar laat ik mezelf niet verliezen in overpeinzingen omtrent het trein-gebeuren in Japan, hoe verlokkelijk dat ook moge zijn. Al snel, want het gaat heel snel, waren we in Tokyo, dat wil zeggen in de metropolis. Kijk nog even naar de foto van het ticket, dan zie je dat als bestemming ‘Tokyo Ward Area’ vermeld is — en dat is vrij logisch, omdat de trein er twee grote stations aandoet, Ueno en eindpunt Tokyo Station. Waar je uitstapt heeft te maken met waar je heen wilt. Transfer of verderop in Tokyo zelf. Voor mij was Ueno het handigst. Van daaruit kon ik met de Toei Oeno lijn naar Ryogoku en naar mijn hotel dat vlak bij het station ligt. Dit bleek het met afstand grootste hotel waar ik ooit verbleven heb:

Als eerder was het ritueel ‘bagage in bewaring geven en doorgaan…’. Mijn intentie was om wat te gaan shoppen. En met twee kleinkinderen lag het voor de hand een plek op te zoeken waar men speelgoed verkocht. En dan kom je al snel bij Toy Park terecht. Dat ligt aan een van de einden van Ginza, dé sjieke winkelstraat van Tokyo (zie eerdere blogs over Tokyo). Deze immense display was zo ongeveer het eerste wat ik tegenkwam toen ik uit de metro nar boven kwam, maar onnozel als ik ben, liep ik er aan voorbij. De Ginza bood namelijk, ondanks het regenachtige weer, een heel erg vreemde aanblik.

De straat was namelijk afgesloten voor verkeer en exclusief voor voetgangers. Voetgangers die dat blijkbaar niet helemaal vertrouwden, want de meesten beleven op de trottoirs. Ook wel logisch, gezien het feit dat daar de etalages beter te zien zijn.

Een plaatje tussendoor; dit zijn geen echte bloemen. Helaas, maar ook begrijpelijk omdat bloemen nu eenmaal een beperkte houdbaarheid hebben. Dan had men toch iets anders voor een groene wand kunnen gebruiken?

Na wat rondgebanjerd te hebben op de Ginza en aanpalende straten ben ik toch terecht gekomen in dat speelgoed-paradijs en ik moet zeggen dat zes verdiepingen met pluche beesten, actiefiguren, Lego, Lego-imitaties, racebanen en heel veel plastic shit, je echt verbaasd kunnen doen staan over de mate waarin wij mensen druk doende zijn om onze aardkloot te veranderen in een ellendige afvalberg.
Ik had er al snel genoeg van en bovendien had ik nog geen koffie gehad. In de buurt zag ik niks wat me aansprak, het was of een café met rokers (!) of een keten als Starbucks (en dat zouden we niet doen). De metro dan maar weer opgezocht. Ik was trouwens ook behoorlijk doorweekt geraakt.

Nu komt het: de plek waar ik uiteindelijk belandde was weer kilometers verderop. In Maps had mijn zoekopdracht ‘Specialty coffee’ een adres nabij Olympic Park opgeleverd. Het stuk met de metro was ok, simpelweg de goed kant op zonder over te stappen, maar het stuk lopen was niet zo jofel. Het bleef maar miezeren en ik voelde me steeds minder gemotiveerd om door te gaan. Tot ik in de buurt van de eindbestemming kwam. Vanuit het stadion aan het eind van de straat klonken spreekkoren, ondersteund door trommels, gejoel en gekreun van toeschouwers van wat ik aanneem een voetbalwedstrijd was.
Het was een rare gedachte dat vlakbij waar ik wandelde met een handvol andere mensen er een menigte bijeen was. Minder leuk was dat de zaak met de Specialty coffee me absoluut niet zinde. Ik heb er, terwijl ik in de wacht gezet was, iets van vijf minuten gestaan en ben toen gegaan. Richting metro-station in eerste instantie. En op de look out naar koffie, natuurlijk.

Ik weet niet waaraan het ligt, maar zo’n grootschalig project als een Olympic Park trekt altijd van die upscale etablissementen aan waar je geen jofel gevoel van krijgt. Wel leuk was dit volkomen absurde betonnen woonhuis dat ik tegenkwam. Dat moet in de de categorie ‘heel weinig vierkante meters’ vallen — let op de maat van de inpandige parkeerruimte. Dat er ruwe planken voor de bekisting gebruikt waren maakte het heel brutaal (let op hoe ik hier refereer aan een architectuurstijl).

Iets verderop vond ik een plek waar koffie te koop was. En nog erg goede ook. Geserveerd in een bierglas. Ik nam er een stukje cheesecake bij, die heel anders bleek te zijn dat verwacht; moeilijk te omschrijven, maar het was iets mokka-achtigs met een ondertoon van hazelnoot.
Afgezien van de kwaliteit van koffie en gebak was het fijn om even in de warme luchtstroom van de op hoge toeren draaiende verwarming bij te komen en onderwijl even op mijn iPhone te zien of er in de buurt iets museumigs was. En ja, luttel meters terug! Het Watari-Um Museum. Ik was er langs gelopen, maar dacht dat het een rare winkel was. Bleek het een raar museum te zijn. Met een volkomen onverwachte expositie. Werk van een Japanner die eind jaren 50 in Polen was gaan studeren aan de kunstacademie en er was uitgegroeid tot een vooraanstaande ‘Poolse’ kunstenaar. Het werk was behoorlijk conceptueel, maar sprak me wel aan. Het gebouw was sowieso opmerkelijk. Vanaf F1, waar je een kaartje kocht, ging je met de lift naar F2. Dan kon je via een trap buitenom naar F3 (kon ook met de lift), vanwaar je dan met de lift naar F4 moest. De plattegrond van het gebouw was een driehoek en van buiten zag het er uit alsof Aldo Rossi geen gekleurde stiften op zijn tekentafel had bij het ontwerpen (het is niet van Aldo, mind you!). Weer op F1 ben ik de winkel gaan bekijken. En afgedaald naar B1, de kelder dus. Een totale mindfuck aan boeken, posters en dingen die je een inblik vormden in het gedachtegoed van de persoon die dit bedacht had. Oef…

Dat was veel om te verwerken. En ik was niet alleen daardoor een beetje uit mijn doen, maar de nattigheid was door de schouders van mijn jasje gezakt en ik had geen puf meer. Terug naar het hotel dus, waar ik tegen vijf uur incheckte, mijn spullen naar kamer 1131 bracht en bij de inpandige (!) konbini wat te drinken en te eten kocht, om, na veel te lang wachten op de lift, weer op mijn kamer, na wat te hebben gegeten en gedronken, heel lang en warm te douchen. En om vervolgens, lekker in een fris bed de rest van mijn boek te lezen en tegen één uur in slaap te vallen.