Goodbye Tokyo, Sayonara Japan

Persoonlijk

Wie heeft dat ook, dat je slecht slaapt de nacht voor je op reis gaat, vooral als het per vliegtuig gebeurt? Bij mij is dat meestal het geval. Zo ook de laatste nacht in Tokyo. Met nog geen zes uur zzzz’s op mijn slaapconto begon de dag niet optimaal. Maar eenmaal opgefrist en met alle spullen ingepakt ging ik toch redelijk opgewekt proberen iets te maken van de laatste dag in Japan. Ik dropte mijn bagage bij de balie van het hotel en wandelde naar metrostation Ryogoku om op een willekeurig station op de Oeno-lijn uit te gaan stappen.
Op weg naar het station werd ik weer eens geconfronteerd met dit verschijnsel: meerdere in een uniform gestoken mannen (en soms dames) die blijkbaar als functie hebben om de verkeersafwikkeling bij de in–, cq uitrit van een parkeergarage of bouwterrein te regelen. Typisch.

Station Iidabashi leek mij een aardige plek om weer op te duiken. Qua vormgeving was dit een vreemde eend in de bijt. De perrons waren bijzonder ruim opgezet en een dergelijk gewelf had ik ook nog niet eerder gezien.

En wat te denken van deze vreemde constructies boven de roltrappen. Roltrappen waar er meerdere van bleken te zijn en die heel lang waren. Zouden de heren Van Benthem en Crouwel trouwens inspiratie opgedaan hebben in Tokyo voor hun douane-emplacementen in ons land?

Vlak bij Iidabashi Station bleek het oudste park van Tokyo zijn, Koishikawa Korakuen Garden. Dat leek mij een geschikte plek om de dag mee te beginnen. De dag beloofde namelijk redelijk warm  te worden — de weersverwachting was 27 graden zonder kans op neerslag — en in parken is het vaak koeler en rustiger.

Je zou kunnen denken dat ik de laatste vier weken wel genoeg parken gezien had, maar, om eerlijk te zijn, ik ging ze steeds meer waarderen. Ook omdat de informatie die je gaandeweg opdoet je meer inzicht geeft in het hoe en wat en vooral waarom van de verschillende aspecten van de ‘gardens’. Deze was bijvoorbeeld begin 17e eeuw aangelegd in opdracht van een zoon van Tokugawa Iegasu, Shogun van 1603–1605 (zie de gelijknamige tv-serie uit 2024, een aanrader), ontworpen door een Chinese Confuciaan, Zhu Zhiyu. Allerlei elementen, zoals bepaalde heuvels, de vijver of een kunstmatig eiland in die vijver, refereren aan beroemd plekken in China en Japan. 

Wat altijd verrassend is: het contrast tussen de tuin en de omgeving. Hier op de achtergrond de Tokyo Dome, een overdekt honkbalstadion.

Inmiddels was de ochtend al behoorlijk gevorderd en moest ik bedenken wat de volgende etappe ging worden. Dat je de beschikking hebt over iPhone met uitgebreid data-pakket is dan weer makkelijk. Op iets minder dan een kilometer lopen vond ik het Printing Museum, gevestigd in een joekel van een gebouw, het hoofdkwartier van de drukkerij Toppan. 
Onderweg zag ik dit voorbeeld van ‘airco achteraf installeren’. Fascinerend.

Het was mooi en heel interessant om de geschiedenis van de drukkunst te zien vanuit Japans perspectief. Je moet niet vergeten dat in Korea en China al eeuwen voor Gutenberg met losse drukelementen gewerkt werd. Het vreemde is dat die technologie met losse herbruikbare ‘letters’ vaak niet gebruikt werd omdat die enorm omslachtig was — het ging niet om een beperkt aantal ‘letters’, maar om duizenden ideogrammen. Dan was het simpelweg handiger om een hele tekst met illustraties als houtsnededruk uit te voeren.

In het bedrijfs-café van Toppan heb ik nog even geluncht: een pastaatje met een kop koffie. En toen weer op weg naar de volgende bestemming, die heel toevallig bij een eerder bezoek aan deze hoek van Tokyo weggestreept was omdat de puf toen op raakte: Mori Art Museum in Roppongi.

Die wolkenkrabber op de foto hieronder is Mori Tower. En het museum bevindt zich op 52F. De lift waar je door jonge mensen in business kostuum naartoe begeleid werd (weer zo’n raar baantje) had drie knoppen: 3, 5 en 52.

De tentoonstelling had als titel ‘Machine Love. Videogame, AI and Contemporary Art’ en dat dekte de lading volkomen. Hoewel ik niet zo geïnteresseerd ben in games en computer-animaties werd ik er toch door gegrepen. Sommige video’s en installaties spraken me echt aan. Het was best indrukwekkend.

Ook indrukwekkend: het uitzicht over Tokyo. Nog een verdieping hoger kon je dat rondom bekijken in de Tokyo City View. Een kaartje daarvoor had ik niet gekocht en ik denk dat je er ook niet veel meer te zien kreeg dan vanuit het museum.

Ik heb nog wat rondgekeken in de diverse museumwinkels en (spoiler) wat voor diverse mensen gekocht. Onderaan en onderin de toren en het gebouwencomplex was er natuurlijk ook nog het een en ander te zien, maar van winkels word ik niet bepaald blij, dus die heb ik aan me voorbij laten gaan.

Inmiddels was het vier uur geweest en dat maakte het ingewikkeld om nog een andere ‘attractie’ te gaan bezoeken, nog afgezien van het feit dat veel museums hier redelijk vroeg sluiten. Ik ben dus maar richting hotel gegaan, met de metro, maar drie haltes voor Ryogoku Station ben uitgestapt. Het idee was om nog een goede wandeling te maken en wat couleur locale op te snuiven. De afstand die ik nog moest wandelen was twee kilometer… Misschien een tikje overdreven, maar de teerling was geworpen.
En wat zie je dan onderweg, terwijl langzaamaan de schemering invalt? Dit soort ‘tekstbehandelingen’…

Even na zes wandelde ik het hotel binnen, kreeg mijn bagage terug en stond voor een dilemma: met de vers geïnstalleerde GO-app een taxi regelen of de receptie van het hotel vragen dat te doen. Ik waagde het erop en deed het met de app. Met vier minuten zou er een taxi voor komen rijden. Verwarrend was echter dat op het beloofde tijdstip er drie taxi’s op de oprit stonden. Met de taalbarrière en de stress van het moment werd het ingewikkeld en ik gokte er dus maar op dat de laatste in de rij de voor mij bestemde taxi was.

Bagage in de kofferbak, Bert op de achterbank en de chauffeur reed vol ongeduld slalommend rond de twee taxi’s voor de onze optrekkend, richting Haneda Airport. Dat ging met een rotvaart en na amper een half uur stonden we al voor Terminal 3, waar het nog bijna vijf minuten duurde aleer de goede man het digitale afrekengebeuren rondgebreid kreeg. Wat bleek? Hij kon mij niets in rekening brengen, dat ging via de app. 

Dat was de eerste horde van de terugreis. De volgende was het inchecken van de bagage. Je moest bij een zuil een hele rits vragen op een beeldscherm beantwoorden en dan rolde er een sticker-strook uit voor je koffer. Maal twee dus. Dat ging bij niemand vloeiend waardoor het lang duurde voor je aan de beurt was. Met stickers aan de handvaten kon je naar een volgende ‘automaat’ waar je de koffers stuk stuk voor stuk op een lopende band moest zetten, wat bij mij natuurlijk weer niet goed ging omdat bij de Rimowa het handvat met de sticker buiten het zicht van de scanner viel. Gelukkig kwam iemand dat fixen en verdween de koffer richting Amsterdam (hopelijk).

Volgend etappe: security check. Tegenwoordig sowieso veel gedoe. Ik dacht mijn routine op orde te hebben, dus kleingeld in jaszak, jas in een schaal, broekriem uit de lusjes en op de jas, rugzak in schaal twee, canvassen zak met schaaf en andere koopwaar in schaal drie en hup!
Niks hup. Ik moest drie keer door de personen-scanner, werd vervolgens nog gefouilleerd (altijd genant), reclameerde mijn spullen, maar… vond de schaal met de canvassen tas niet terug. Die bleek beland te zijn bij een strenge juf, die me na enig heen en weer verbood die tas mee te nemen het vliegtuig in. (Daarin dus de schaaf die ik bij Inoue-san gekocht had.)  Ik kreeg een plastic kaart en werd uitgeleide gedaan naar de zaal voór de security check en moest terug naar de incheckbalie om de tas als ruimbagage in te checken. Dat ging redelijk vlot en ik mocht, met die mij gegeven plastic kaart zwaaiend, met voorrang door de security via de crew-ingang. Waar ik wel weer gescand werd (dus riem af etc.).

Dat was allemaal niet jofel. En dan nog een uur of drie stuk te slaan voor vertrek. Aan contanten had ik nog iets van zevenentwintighonderd Yen en een fractie. Bleek net genoeg te zijn voor een schaaltje met tien niigiri! Die waren lekker en een passende laatste maaltijd in Japan.

Ik had, met de ervaring van de heenvlucht in gedachten, voor de reis terug Premium Economy geboekt en dat houdt in dat je in een van de eerste groepen mag boarden, je een veel ruimere zitplek hebt en champagne krijgt! 

Uiteindelijk vertrok de Boeing 777-300 een kwartier te laat en kregen we van de gezagvoerder te horen dat de vlucht naar Parijs langer ging duren dan eerder verwacht. De transfer op Charles de Gaulle kon dus weleens krap worden.

Het voorgaande schreef ik in het vliegtuig, terwijl die zo’n vier uur onderweg is. Hoe de reis verder verloopt pakken we later op.

Later is dus nu. Ik ben deze post aan het afronden op maandag, Tweede Paasdag. Mijn ergernis en ook verbazing over wat mij na de vlucht van Tokyo naar Parijs allemaal overkwam, is inmiddels een beetje verwerkt. Maar het blijft opmerkelijk dat wat in één land perfect functioneert, ergens anders zo achterlijk slecht geregeld kan zijn. In mijn geval was dat de aansluiting in Parijs en de treinreis vanaf Schiphol naar Enschede.

De vlucht naar Parijs vertrok met een lichte vertraging en ging langer duren dan eerder aangegeven: 15 uur en 20 minuten vliegen. Aangezien er oorspronkelijk een uur en vijf minuten voorzien was voor de transfer op Charles de Gaulle, ging ik die aansluitende vlucht niet halen. Dat werd tweeëneenhalf uur later vertrekken. Ter genoegdoening kreeg ik van AirFrance een voucher ter waarde van elf euro die ik kon gebruiken voor een hapje en een drankje. Een broodje en een café creme bij Paul (dezelfde keten die ik in Kyoto bezocht had, maar ik exact hetzelfde broodje heb gegeten!) kon ik er net niet mee afrekenen; ik moest 1,50 bijpassen.

Het vertrek van de vervangende vlucht werd tot drie keer toe uitgesteld & bovendien veranderde de gate, wat ik pas vrij laat doorhad, waardoor ik me moest haasten en zelfs rennen om nog op tijd te zijn voor het boarden.
Maar uiteindelijk ben ik meer dan drie uur later dan gepland op Schiphol geland. En lukte het me zowaar om vrij vlot om in de intercity naar Amersfoort te belanden. Doch, en nu lijkt dit het thema van de terugreis van B te worden: de trein vertrok niet. Tien minuten na de officiële vertrektijd kwam de verklaring over de intercom: technische problemen met een deur. Een paar minuten later vertrok de trein alsnog. Er werd nog even op gezinspeeld dat een deel van de vertraging nog ingelopen ging worden, maar een lang oponthoud tussen Bussum/Naarden en Hilversum drukte die hoop weer de kop in. De kans op aansluiting in Amersfoort op de intercity naar Enschede was inmiddels heel ruim verkeken. Gelukkig (en ik gebruik dat woord hier met een ironische intonatie…) kon ik de internationale trein naar Berlijn nog net halen.
Die met een gezapig tempo richting Twente tufte en mij afleverde in Hengelo. Alwaar ik 20 minuten mocht wachten op de intercity naar Enschede. Waar ik achteraf gezien in Amersfoort net zo goed op had kunnen wachten.

Maar vrijdagmiddag om twintig over twee was ik eindelijk thuis. Ruim 38 uur nadat ik donderdagochtend wakker was geworden in Tokyo. Zes uur later ben ik gaan slapen. Ik denk dat ik gedroomd heb over het perfecte OV in Japan.

De voorlaatste dag in Japan

Persoonlijk

Met nog één nacht voor de boeg leek het me een goed idee om wat attracties in de buurt van mijn hotel te bezoeken. En wat wou het toeval? In de schaduw van het APA Hotel & Resort Ryokogu Eki Tower en zichtbaar vanuit het venster van mijn kamer, ligt het Japanese Sword Museum. Woensdag zwaarddag! In een heel modern gebouw was op de bovenste verdieping één zaal ingericht met een fraaie collectie zwaarden en andere scherpe zaken.

Ik heb het eerder al over zwaarden en zwaardsmeedkunst gehad (Kyoto); wat ik hier leerde is dat nadat Japan de oorlog verloren had, de Amerikaanse bezettingsmacht zwaarden verbood en de ingeleverde zwaarden vernietigde. Dat deed zeer bij mensen die vonden dat zwaarden een intrinsieke waarde als kunstwerk bezaten en dus behouden moesten blijven als cultureel erfgoed. Na een petitie hierover kwamen de Amerikanen dus terug op hun eerdere verbod. Uiteindelijk heeft die move van een aantal voortrekkers (herdacht middels bustes en plaquettes bij de ingang) geleid tot een museum.
Goed gedaan heren, want het zijn echt kunstwerken. Helaas ligt het in beeld brengen van glimmend metaal achter reflecterend glas buiten mijn competentie, dus geen plaatjes van zwaarden. Wél eentje van een andere kunst die Japanners beheersen als geen ander volk: beton. Ik zou heel lang kunnen oreren over de verfijnde manier waarop men hier daarmee te werk gaat, maar misschien is dat niet erg interessant voor de meeste lezers van dit blog. Een plaatje dan maar: structuren. Links met glad plaatmateriaal als bekisting, rechts licht opgeruwde planken en met latjes-werk voorziene bekisting.

Volgende etappe, een wandeling van bijna een half uur verderop, was het Sumida Hokusai Museum, gewijd aan de fameuze kunstenaar die in deze buurt (Sumida) geboren werd en er zijn hele leven gewoond heeft. Op weg ernaartoe zag ik onder meer deze mooie pagode:

En ook deze interessante toepassing van asfalt op een trottoir: structuren! Alweer, en hoe slim: het reguliere deel is grof, zoals gestort asfalt van nature is, terwijl de oprit glad gemaakt is, waarschijnlijk gewalst. Ik kan daar echt blij van worden & vooral betreuren dat men in Nederland niet zo slim is.

Zeven jaar geleden was ik al in het Hokusai Museum geweest en eerlijk gezegd kan ik me niet goed herinneren wat er toen te zien was. Ik kon er dus blanco rondlopen en wat is mijn conclusie? Hokusai was een genie. Zoals dat door de experts benoemd wordt, een ‘once in a century genius’. Daar zijn er niet veel van, logischerwijs. En hoewel dit museum maar een fractie van zijn ‘output’ kan laten zien én laat zien, is dat al genoeg om je heel deemoedig te maken over de eigen creatieve prestaties. Misschien had ik beter kunnen doorwerken, zoals Hokusai deed. Hij werd negentig jaar oud en zei vlak voor zijn dood dat hij nog zeker 15 jaar nodig had om goed ‘genoeg’ te kunnen worden.

Met mijn negenenzestigste verjaardag in het verschiet zou ik ervoor kunnen kiezen alsnog de komende 21 jaar aan de slag te gaan — daar moet ik maar eens op gaan reflecteren…

Het volgende doel, deze woensdag, was (nog) niet de Tokyo Skytree, die vanuit de lokatie van het Hokusai Museum al zichtbaar was, maar een adresje wat dieper de wijk in: de gereedschapswinkel van meneer Inoue, nog eens een half uurtje wandelen verderop.

Je zou er bijna aan voorbij lopen en het ziet er ook wat onooglijk uit, maar deze winkel trekt liefhebbers van Japans houtbewerking-gereedschap uit de hele wereld. Luilekkerland!
Ik heb er iets van drie kwartier rondgehangen, Inoue-san sprak wat Engels, waardoor hij me wat kon uitleggen als ik vragen had, en ik moest me heel erg bedwingen om niet meer te kopen dan ik uiteindelijk deed.

Tot mijn verrassing kon ik gebruik maken van een TaxFree regeling, waardoor ik tien procent bespaarde. Niet gek, gezien het eindbedrag. Mijn aankopen werden door meneer Inoue, zijn vrouw en zijn schoondochter met veel aandacht ingepakt, zoals te zien op onderstaand snapshot. De zoon, want ja dit is een echt familiebedrijf, was bezig met andere klanten.

Met een behoorlijk zware canvassen tas (op de volgende foto hangt een identiek exemplaar in de etalage) schoof ik de toegangsdeuren achter me dicht, terwijl me uit vier monden goede wensen toegeroepen werden, en liep richting Skytree.

Het wordt een thema maar ook deze wandeling duurde rond een half uur. Misschien wat langer omdat ik af en toe iets zag dat een foto waard was (of niet, zou achteraf kunnen blijken). Deze ‘signage’ op een gebouw verwoordt exact wat ik vind van Artificial Intelligence:

Op weg ernaartoe kwam de Skytree vaak in beeld. De toren staat op een immens complex van winkels en weet ik veel aan andere faciliteiten.

Soms zie ik dingen waarbij mijn eerste reactie ‘WTF?’ is, zoals dit. Er is wel water in deze buurt, maar dit plasje met een ‘schip’ erin is geen natuurlijk water.

Tokyo Skytree dus. Een attractie in de top zoveel van Tokyo, wat me al snel duidelijk werd. Een kaartje kopen voor het observatieplatform? Ging ik dus niet doen, veel te druk. Wat ik wel ging doen: een hapje eten op de Korean Food Market. Ook best druk, maar er was plek en de ‘Fried Korean Chicken and Rice’ met een flesje ‘Korean Beer’ deden me goed.

Hierna heb ik nog een heel klein hoekje van het winkelcomplex bekeken en een beker ‘Coffee Latte’ gedronken op een haast onzichtbaar terras in de schaduw, waar ik weer iets typisch ontdekte. Only in Japan! Geen idee wat het was, maar het zag er gaaf uit, alsof Frank Gehry zich had laten omscholen tot landschapsarchitect.

Achter of onder dit gebeuren bevindt zich trouwens een station voor spoor en metro. Van daaruit ben ik een stukje met de metro de goede kant opgegaan en heb de laatste kilometer naar mijn hotel te voet gedaan (vandaag 10.383 stappen). Een deel van die kilometer was langs de Sumida River. Ik had de kade kunnen nemen, maar dat was in de volle zon. Derhalve dit laatste plaatje van de dag: in de schaduw van Metropolitan Expressway Route No. 6 Mukojima Line.

Het hotel waar ik verblijf heeft als policy dat elke drie dagen de huishoudelijke dienst zijn of haar werk doet en dan heb je weer een fris bed en de boel aan de kant. Dat was vandaag. Heel fijn. Kan ik erg van genieten.

Tot zover dit verslag van mijn voorlaatste dag in Tokyo én Japan. Morgen, donderdag de zeventiende, heb ik 28 nachten in Japan doorgebracht. Met de dagen voor en na heeft deze reis dan een maand geduurd. Als het lukt schrijf ik, terug in Nederland, nog wat over mijn indrukken in totaal. Maar eerst komt de terugreis. Donderdagavond vertrek vanaf Haneda Airport, om 22:05 uur. Wat betekent dat ik nog een hele dag gelegenheid heb om nog wat sightseeing of wat dan ook te doen. We zullen zien.

Met de metro naar het Metro Museum

Persoonlijk

Wat is er leuker dan een museum over treinen, trams of metro’s? Eentje waar die allemaal te zien zijn, waarschijnlijk. In Kyoto had ik zeven jaar geleden al het Railway Museum bezocht, nu, op dinsdag 15 april, ging ik dus naar het Metro Museum hier in Tokyo. De eerste metro waar ik instapte had het deel van de wagon bestemd voor kinderwagens en moeders/vaders aangekleed met… Miffy! (Oftewel Nijntje.) En ‘Dan’, het lichtelijk gehandicapte vriendje van Miffy (gekreukt oortje).

Het museum was — heel toepasselijk — gevestigd onder het talud van een metrolijn, die hier trouwens al even bovengronds verliep. Dat maakt niet uit want de definitie van een metro is dat–ie grotendeels ondergronds ligt, zo leerde ik hier in het museum. Een superleuk museum trouwens. Voor kinderen en ook grote kinderen zoals ik. Er stonden wat historische rijtuigen waar je ook in kon, er was het nodige aan geschiedenis en techniek te leren, er waren interactieve zaken waar je een bovengeleider kon bedienen, verkeersleider spelen, besturen simuleren, et cetera.

Onderstaande meneer, Hayakawa-san, heeft ervoor gezorgd dat eind jaren twintig van de vorige eeuw het eerste metro-traject in Tokyo gerealiseerd werd. Dat was gelijk zo populair dat er bij de ingangen wachtrijen van honderden meters ontstonden. In eerste instantie moest men een kaartje kopen (dat kostte 10 son, wat een tiende van een yen is — in die tijd kostte een portie soba een yen, dit voor het perspectief*), die dan bij het betreden van het perron gecontroleerd en geknipt werd door een metro-medewerker. Heel bewerkelijk en al snel werd de toegangstourniquet uitgevonden, of misschien niet uitgevonden, maar wel overal geïnstalleerd, waar je een muntje in kon werpen en dus vlot door kon.

Er komt heel wat kijken bij het bouwen van een metro-netwerk. Dat wordt allemaal uitgelegd en inzichtelijk gemaakt. Wat te denken van dit segment van een metrotunnel?

En dan zijn er nog de schaalmodellen en maquettes. Plus helemaal achterin het museum een soort photo-booth waar je zeker vijf minuten opdrachten te volgen had die uiteindelijk een download-link opleverden voor ‘grappige’ foto’s en video’s van jezelf met een passende achtergrondafbeelding. Van zowel foto’s als video’s was er eentje gratis. De overige vijf tegen betaling…

Leuke ervaring. En weer een museum afgevinkt. Vervolgens ging ik op pad richting Ueno, om een koffer te kopen. Een koffer? Ja, een koffer. Met wat ik verzameld had tijdens de laatste weken ging ik het niet redden om alles in de ouwe trouwe Rimowa Cabin Crew Case mee terug te krijgen. Tijdens de eerste periode in Tokyo had ik plenty winkels gezien in de omgeving van Ueno Station waar goedkope koffers verkocht werden. Een nieuwe Rimowa vond ik overdreven — ze zijn akelig duur geworden, of ik ben vergeten wat die van mij ooit gekost heeft.

Ik kwam uit Station Naka-okachimachi komend terecht in de omgeving die ik al een beetje kende. Toeristisch en druk. En met veel minder bagage-winkels dan gedacht. Waardoor ik de meeste straten met winkels en tentjes wel drie of vier keer doorgelopen ben.
Even wat brandstof inslaan, dan maar. Nu is het in zulke buurten heel gebruikelijk dat er mensen voor de eettentjes en winkels staan die proberen voorbijgangers naar binnen te praten. Bij mij lukt het een vlotte jonge vrouw om dat voor elkaar te krijgen. Kreeg ik geen spijt van. Het eten was prima: een salade omdat mijn ‘innards’ wel wat ballast-stoffen en vezels konden gebruiken na iets te vaak korstloze witbrood-sandwiches. Vervolgens wat gegrilde garnalen met een mayonaisedressing. En als afsluiter een schaaltje gebakken kimchi-rijst. Dit alles vergezeld van een biertje (dat leverde nog een grapje van de bediening op, namelijk de universele dat het nu ergens op de wereld wel tijd was voor eentje).
Toevallig las ik dezelfde avond in de Guardian dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat eten in de volgorde groente, eiwitten, koolhydraten, gezondheidsvoordelen heeft, zoals een minder hoge bloedsuiker-piek. Had ik dus instinctief goed gedaan!

Inmiddels had ik nog steeds geen koffer gescoord. Ook werden de drukte en de warmte me te veel; ik zocht een park vlakbij op. Op weg ernaartoe werd ik heftig geconfronteerd met de uitwassen die het consumentisme opgeleverd heeft. Waar ligt de noodzaak voor het bestaan van honderden soorten sneakertjes en schoentjes? Waar is de mensheid eigenlijk mee bezig, behalve Moeder Aarde om zeep brengen?

Dit soort kwesties bleven maar door mijn hoofd spoken. Waarom, waarom, waarom? Eenmaal in het park moest ik er even bij gaan zitten om dat van me af te schudden.

Toen ik wat later weer een beetje tot rust gekomen was, vervolgde ik mijn weg dieper het park in. Bij een shrine werd ik aangesproken door een vrouw in een religieus ogende outfit. Zij gaf mij een goud-glimmend object en toen ik dit aannam pakte ze mijn handen beet en schoof een kralen-armband om mijn linkerpols. Ze vroeg of ik iets wou schrijven in een bloc dat ze bij zich had: naam, land, wens voor de mensheid en… een bedrag. Pas nu ging bij mij een lichtje branden: ik was erin getuind! Na mijn naam, land van herkomst en wens (‘More good people’ — iedereen voor mij had ‘Peace’ ingevuld, dus moest ik wel wat anders bedenken), schreef ik ‘1.000’ in de kolom die daarvoor bedoeld was. Nee, nee, dat kon niet! Ik werd streng toegesproken; het moest 2.000 zijn. Eigenhandig verbeterde ze het door van de 1 een 2 te maken en toen kon ik er natuurlijk niet onderuit en gaf haar twee biljetten van duizend Yen.
Op de een of andere manier had ik dit niet verwacht, zeker niet in Japan, dus was ik een tikje van mijn apropos door deze episode. Wat trouwens meer zegt over mij dan over het gebeurde. Wat is twaalf euro voor iemand die een veelvoud daarvan uitgegeven heeft om op deze plek te zijn? Weer iets om over na te denken… En voor deze dag eigenlijk teveel om over na te denken. Ik ging terug om een koffer te kopen.

Uiteindelijk is dat gelukt. Het verslag van hoe dat ging zal ik de lezer besparen; ik heb voornamelijk heel veel rondgelopen om een keuze te maken, terwijl dat achteraf gezien volkomen onzinnig was. Voor iets van 35 euro heb ik nu een koffer die goed genoeg is om de vuile was mee terug te brengen naar Nederland.
Nog steeds opgelaten door de gebeurtenissen van deze middag nam ik een metro terug naar het hotel, waar ik nog vrij lang daarover heb liggen piekeren, aleer ik tegen half twaalf in slaap viel, halverwege de film ‘Dumb Money’.

————
*] De prijs voor een trip met de metro ligt nu rond de 200 Yen, maar is afhankelijk van het aantal stations dat je reist. Een portie soba kost 1.000 à 2.000 Yen, waaruit we kunnen concluderen dat de kosten van met de metro reizen in Tokyo in bijna honderd tijd tijd nagenoeg gelijk zijn gebleven in relatie tot de koopkracht. Opmerkelijk! (Het kan zijn mijn berekeningen niet helemaal kloppen, dat overkomt me wel eens. Ik ben niet dyslectisch, maar een beetje dyscalculisch.)

Terug in Tokyo

Persoonlijk

Het fijne van een stad opnieuw bezoeken is dat je het eerder gemiste alsnog kunt doen. En dat was het plan deze maandag in Tokyo. Hoewel ik wat moeizaam op gang kwam (het was de avond ervoor laat geworden), zat ik rond elf uur alweer in een metro richting Roppongi, waar het National Art Center op me wachtte. In de metro was het zeldzaam rustig. Niet eerder had ik een hele bank onbezet gezien.

De wandeling van station Roppongi naar het museum had ik eerder al in tegengestelde richting gedaan. In de tunnel stonden nu nog meer auto’s, busjes en trucks met relaxende bestuurders (en passagiers!) dan eerder. En het museum was open. (Dat had ik nu wel eerst gecheckt!.)
Het is een waanzinnig gebouw. Ik denk dat de publiek ruimte erin ongeveer een derde van het totaal omvat. Geeft te denken omdat in ons land er zo’n strenge scheiding is tussen wat voor iedereen is en wat enkel voor de betalende bezoeker is. Nog afgezien van het feit dat echt beschaafde landen tenminste één dag in de week hun musea gratis openstellen — maar ja, calvinisten en kooplieden, wij Hollanders.

In eerste instantie had ik het niet door, maar in dit giga-gebouw waren meerdere expo’s en je moest voor de toegang van elk ervan betalen. Logisch. Minder logisch, maar achteraf heel verfrissend vind ik, is dat in het NAC ruimte was geboden aan een tentoonstelling van een soort sociëteit, of vereniging, van Japanse amateurkunstenaars, en nog wel de 84-ste editie ervan: Sogenkai. Ik ging er niet helemaal blanco in, maar was al snel gefascineerd door het werk. Er waren tientallen, zo niet honderden schilderijen te zien. Soms heel onbeholpen qua techniek en uitvoering, maar soms ook heel geraffineerd en absoluut professioneel. Ik heb best veel gefotografeerd en een paar plaatjes hier bij elkaar gezet.
Ten eerste eentje om een indruk te geven van de omvang.

En deze is grappig omdat-ie de schilder in een pose laat zien die toont wat schilderen kan betekenen voor iemand: je blootgeven, maar ook je afvragen hoe je dat gaat doen. Ook is dit op zijn manier een schilderij dat laat zien dat schilderen over verf en kleur gaat.

Deze is dan weer een voorbeeld van een werk dat vanuit een obsessieve benadering ontstaan is. Let wel: er zijn echte kippenveren in verwerkt.

Het schilderij hieronder is niet zozeer een ‘goed‘ schilderij, maar het onderwerp resoneerde bij mij: de Atomic Dome in Hiroshima. Ben ik geweest en dan heb je dat.

Naast deze expo was er nog een vergelijkbare met amateur aquarel-kunstenaars, maar die heb ik aan me voorbij laten gaan. Interessanter was ‘Living Modernity. Experiments in the Exceptional and Everyday’. Dat ging over architectuur aan de hand van zeven thema’s. Als tiener wou ik bouwkunde gaan studeren, dat is dus niet gebeurd, maar architectuur heeft me altijd geïnteresseerd. Veel van wat hier te zien was kende ik al, maar de manier waarop het werd gepresenteerd was. maakte dat ik er met een frisse blik naar keek. Helaas mocht veel niet gefotografeerd worden, dus dit stukje wordt vrij kort. Sorry.

Had ik al geschreven dat het een waanzinnig gebouw is? Het atrium is adembenemend. Er zijn meerder plekken waar je wat kunt eten en drinken, tot en met een Paul Bocuse-branded restaurant bovenin. Daar heb ik niet geluncht. Wel in de ‘kelder’: kip in roomsaus met witte rijst.
De museumshop was van hoog niveau. Weinig troep, veel moois.

Aanvankelijk was ik van plan nog een ander museum in de buurt te bezoeken, maar gezien het tijdstip was dat niet zo’n goede idee, dus zocht ik de metro op om richting Tokyo Station te gaan. Het museum had een eigen toegang tot het metrostation. De weg ernaartoe werd in de gaten gehouden door een robot.

Waarom Tokyo Station? Omdat daar een miffy style winkel is. Miffy is hoe Nijntje buiten NL genoemd wordt. En Miffy is BIG in Japan. Zie deze display.
Wat ik er te zoeken had? Geheim! Maar mission accomplished.
Nadien heb ik nog koffie gedronken in de zaak waar ik drie weken geleden ook was en ben teruggegaan naar APA Hotel & Resort Ryogoku Eki Tower, kamer 1131. Maar niet aleer ik in een Family Mart wat te drinken en te snaaien heb gekocht.
Op het moment dat ik dit verhaal probeer af te ronden is het half twaalf. That‘s It, Folks! Morgen is er weer een dag.

Tokyo is natter dan Nagano

Persoonlijk

No rest for the wicked, zo is toch de uitdrukking? (Nee, oorspronkelijk luidt het ‘No Peace for The Wicked’ en is uit het heilige boek.) Zou moeten zijn ‘No rest for the blogger on this journey through Japan’. Maar het is simpelweg een kwestie van volhouden, ook al is de motivatie niet optimaal.

We vervolgen de reis met wat de laatste verplaatsing zal zijn, aleer de terugreis aanvangt. Zondagochtend liep ik met de koffer en rugzak, nu gevuld met vooral wasgoed, want het eind aan schoons komt in zicht, door een druilerig Nagano naar het station. Feitelijk waren het maar een paar honderd meter en het regende nauwelijks, maar soms moet je de boel wat dramatischer maken.

Hier geen lange wachttijden bij de Ticket Office for Foreign Visitors, die trouwens ook Japanners bediende. De trein naar Tokyo vertrok om 10:14 en ik had ruim zitgelegenheid. Terzijde: naast een ticket ontvang je ook een betalingsbewijs, wat maar goed is ook, want het ticket wordt bij het verlaten van de bestemming ingeslikt door het poortje & kan niet als souvenir meegenomen worden. De eerste keer dat me dit overkwam was ik flabbergasted.

Aan de balie waar ik het treinkaartje kocht zei de baliemedewerker nog iets in de trant van dat ik ruimte zat had, want in mijn rijtje was ik de enige. Dat bleek niet zo te zijn, want op het laatste moment schoof deze man nog voor mij langs om de zitplaats aan het raam in bezit te nemen. Of hij simpelweg zelf een plek had gekozen? Ik denk het niet want gaande de rit komt er een soort conducteur langs die met een handheld device alles naloopt en waarschijnlijk ook checkt of de plekken die bezet horen te zijn dat ook zijn.

Maar laat ik mezelf niet verliezen in overpeinzingen omtrent het trein-gebeuren in Japan, hoe verlokkelijk dat ook moge zijn. Al snel, want het gaat heel snel, waren we in Tokyo, dat wil zeggen in de metropolis. Kijk nog even naar de foto van het ticket, dan zie je dat als bestemming ‘Tokyo Ward Area’ vermeld is — en dat is vrij logisch, omdat de trein er twee grote stations aandoet, Ueno en eindpunt Tokyo Station. Waar je uitstapt heeft te maken met waar je heen wilt. Transfer of verderop in Tokyo zelf. Voor mij was Ueno het handigst. Van daaruit kon ik met de Toei Oeno lijn naar Ryogoku en naar mijn hotel dat vlak bij het station ligt. Dit bleek het met afstand grootste hotel waar ik ooit verbleven heb:

Als eerder was het ritueel ‘bagage in bewaring geven en doorgaan…’. Mijn intentie was om wat te gaan shoppen. En met twee kleinkinderen lag het voor de hand een plek op te zoeken waar men speelgoed verkocht. En dan kom je al snel bij Toy Park terecht. Dat ligt aan een van de einden van Ginza, dé sjieke winkelstraat van Tokyo (zie eerdere blogs over Tokyo). Deze immense display was zo ongeveer het eerste wat ik tegenkwam toen ik uit de metro nar boven kwam, maar onnozel als ik ben, liep ik er aan voorbij. De Ginza bood namelijk, ondanks het regenachtige weer, een heel erg vreemde aanblik.

De straat was namelijk afgesloten voor verkeer en exclusief voor voetgangers. Voetgangers die dat blijkbaar niet helemaal vertrouwden, want de meesten beleven op de trottoirs. Ook wel logisch, gezien het feit dat daar de etalages beter te zien zijn.

Een plaatje tussendoor; dit zijn geen echte bloemen. Helaas, maar ook begrijpelijk omdat bloemen nu eenmaal een beperkte houdbaarheid hebben. Dan had men toch iets anders voor een groene wand kunnen gebruiken?

Na wat rondgebanjerd te hebben op de Ginza en aanpalende straten ben ik toch terecht gekomen in dat speelgoed-paradijs en ik moet zeggen dat zes verdiepingen met pluche beesten, actiefiguren, Lego, Lego-imitaties, racebanen en heel veel plastic shit, je echt verbaasd kunnen doen staan over de mate waarin wij mensen druk doende zijn om onze aardkloot te veranderen in een ellendige afvalberg.
Ik had er al snel genoeg van en bovendien had ik nog geen koffie gehad. In de buurt zag ik niks wat me aansprak, het was of een café met rokers (!) of een keten als Starbucks (en dat zouden we niet doen). De metro dan maar weer opgezocht. Ik was trouwens ook behoorlijk doorweekt geraakt.

Nu komt het: de plek waar ik uiteindelijk belandde was weer kilometers verderop. In Maps had mijn zoekopdracht ‘Specialty coffee’ een adres nabij Olympic Park opgeleverd. Het stuk met de metro was ok, simpelweg de goed kant op zonder over te stappen, maar het stuk lopen was niet zo jofel. Het bleef maar miezeren en ik voelde me steeds minder gemotiveerd om door te gaan. Tot ik in de buurt van de eindbestemming kwam. Vanuit het stadion aan het eind van de straat klonken spreekkoren, ondersteund door trommels, gejoel en gekreun van toeschouwers van wat ik aanneem een voetbalwedstrijd was.
Het was een rare gedachte dat vlakbij waar ik wandelde met een handvol andere mensen er een menigte bijeen was. Minder leuk was dat de zaak met de Specialty coffee me absoluut niet zinde. Ik heb er, terwijl ik in de wacht gezet was, iets van vijf minuten gestaan en ben toen gegaan. Richting metro-station in eerste instantie. En op de look out naar koffie, natuurlijk.

Ik weet niet waaraan het ligt, maar zo’n grootschalig project als een Olympic Park trekt altijd van die upscale etablissementen aan waar je geen jofel gevoel van krijgt. Wel leuk was dit volkomen absurde betonnen woonhuis dat ik tegenkwam. Dat moet in de de categorie ‘heel weinig vierkante meters’ vallen — let op de maat van de inpandige parkeerruimte. Dat er ruwe planken voor de bekisting gebruikt waren maakte het heel brutaal (let op hoe ik hier refereer aan een architectuurstijl).

Iets verderop vond ik een plek waar koffie te koop was. En nog erg goede ook. Geserveerd in een bierglas. Ik nam er een stukje cheesecake bij, die heel anders bleek te zijn dat verwacht; moeilijk te omschrijven, maar het was iets mokka-achtigs met een ondertoon van hazelnoot.
Afgezien van de kwaliteit van koffie en gebak was het fijn om even in de warme luchtstroom van de op hoge toeren draaiende verwarming bij te komen en onderwijl even op mijn iPhone te zien of er in de buurt iets museumigs was. En ja, luttel meters terug! Het Watari-Um Museum. Ik was er langs gelopen, maar dacht dat het een rare winkel was. Bleek het een raar museum te zijn. Met een volkomen onverwachte expositie. Werk van een Japanner die eind jaren 50 in Polen was gaan studeren aan de kunstacademie en er was uitgegroeid tot een vooraanstaande ‘Poolse’ kunstenaar. Het werk was behoorlijk conceptueel, maar sprak me wel aan. Het gebouw was sowieso opmerkelijk. Vanaf F1, waar je een kaartje kocht, ging je met de lift naar F2. Dan kon je via een trap buitenom naar F3 (kon ook met de lift), vanwaar je dan met de lift naar F4 moest. De plattegrond van het gebouw was een driehoek en van buiten zag het er uit alsof Aldo Rossi geen gekleurde stiften op zijn tekentafel had bij het ontwerpen (het is niet van Aldo, mind you!). Weer op F1 ben ik de winkel gaan bekijken. En afgedaald naar B1, de kelder dus. Een totale mindfuck aan boeken, posters en dingen die je een inblik vormden in het gedachtegoed van de persoon die dit bedacht had. Oef…

Dat was veel om te verwerken. En ik was niet alleen daardoor een beetje uit mijn doen, maar de nattigheid was door de schouders van mijn jasje gezakt en ik had geen puf meer. Terug naar het hotel dus, waar ik tegen vijf uur incheckte, mijn spullen naar kamer 1131 bracht en bij de inpandige (!) konbini wat te drinken en te eten kocht, om, na veel te lang wachten op de lift, weer op mijn kamer, na wat te hebben gegeten en gedronken, heel lang en warm te douchen. En om vervolgens, lekker in een fris bed de rest van mijn boek te lezen en tegen één uur in slaap te vallen.

Een Kissa in Nagano

Persoonlijk

Omdat het de avond ervoor vrij laat geworden was en ik er inmiddels wel achter ben dat af en toe rust nemen belangrijk is, deed ik dat ook: even wat rust pakken. Na echt uitgeslapen te hebben vertrok ik eind van de ochtend richting een opgeduikeld adres aan de andere kant van het station, een flink eind van het centrum, waar men zagen zou verkopen. Dat was tenminste de vertaling van de bedrijfsnaam. Voor ik de deur uitging nam ik deze foto van mijn uitzicht:

Om aan de andere kant van het station te komen was de kortste weg erdoorheen.

De wandeling was op deze zonnige zaterdag geen straf. Met mijn jasje over een arm gedrapeerd en een buitentemperatuur van een graad of negentien genoot ik van de zon en deed ik wat inmiddels gewoonte was geworden: rare dingen opmerken en documenteren. Zoals de decoratie van deze touringcar-bus.

Nagano was in 1998 locatie van de Winter Olymics. Daar zijn ze nog steeds trots op, want overal wordt daar middels posters, banners enz. aan herinnerd. De stad ligt tussen de bergen en dat levert dit soort doorkijkjes op:

De winkel die ik uiteindelijk met een beetje moeite vond had wel zagen en ander gereedschap, maar dus die welke met elektriciteit werken en niet het handgereedschap dat ik zocht. Helaas. Een ander doel dan maar aangevizierd, namelijk een café in een park op de weg terug richting station. Dat bleek niet mijn ding. Ik heb het even aangekeken, maar vertrok er al snel. Naar een volgend doel, waarover straks meer.

Even een observatie over iets heel anders: Japan moet wel het land zijn waar per hoofd van de bevolking het meeste beton gebruikt wordt. Beton zie je overal. En vaak is wat ermee gebouwd is opmerkelijk mooi. Zeker als het gaat om de kwaliteit ervan. Het is soms zo mooi glad dat je geneigd bent het te strelen. Op mijn route kwam ik dit gebouw tegen. De eerste foto is van wat ik aanneem de achterkant. De tweede van de voorzijde, een deel ervan. (Vriend P. — ik heb hier meer foto’s van!) Alles wat zichtbaar is aan detaillering en structuur is dus in de bekisting voorbereid. Super knap.

Intermezzo voorbij. Volgende doel bereikt: een Kissa. Dat is een traditionele koffie-zaak, waar twee dingen voorop staan: goede koffie en goede muziek — jazz vooral. Kissa bestaan al decennia, maar het aantal ervan in Japan slinkt snel. Ik denk doordat de eigenaren oud worden en het rendement nagenoeg nul zal zijn. Ik heb een mooi boekwerk van een in Japan wonende Canadees dat aan het fenomeen gewijd is. Dat ik trouwens nog niet gelezen heb, omdat het gebaseerd is op een serie blogs van hem, die ik wel gelezen heb. Dat terzijde.
Het exterieur van de Kissa was een hodgepodge van Japans en tja, wat? Imitatie vakwerk en iets Europees qua uitstraling?

Binnen had de tijd stil gestaan. Ik was plots terug in de jaren zeventig. Of misschien nog wel vroeger. Maar er werd hier op heel hoog niveau koffie gemaakt en geschonken, terwijl er zachte jazz klonk. Er was één andere gast, die zich geanimeerd onderhield met de jongeman achter de bar. Ik voelde me een beetje opgelaten, maar bestelde een koffie van single origin Costa Ricaanse bonen en een toast-schotel, die bleek te bestaan uit een dikke plak geroosterd brood, in tweeën gesneden, met een klein bakje jam van waarschijnlijk Red Beans. Het bereiden van de koffie duurde zeker tien minuten, maar was het wachten waard.
Op een gegeven moment probeerde ik een gesprek te beginnen door te vragen of dit nou een echte Kissa was (dat wist ik natuurlijk wel) & toen kwam de boel een beetje op gang, ondanks de gebruikelijke taalproblemen. Het gesprek ging dan wel niet diep, maar ik had het in elk geval geprobeerd.

Na deze ervaring die me lang zal heugen, wandelde ik verder. Wat later bleek ik me in de buurt van de straat naar de tempel van gisteren te bevinden en ik bedacht me dat ik daar een winkel had gezien waar spullen voor Japanse kalligrafie, Shu-do, verkocht wordt. Die kon ik ongetwijfeld terugvinden. En dat deed ik ook. Maar voordien zag ik nog een dansfeest van — ik denk— de Koreaanse gemeenschap, waar het er erg enthousiast aan toeging.
De betreffende winkel bevond zich op de begane grond. Op de verdieping werd design-meubilair verkocht, Herman Miller en dat soort merken. Een vreemde combinatie.

Hoewel op het schoolbord buiten stond dat men middels een vertaal-app ook buitenlandse klanten kon bedienen, bleek dat in de praktijk niet helemaal op te gaan. Maar communiceren is niet altijd afhankelijk van woorden. Uiteindelijk vertrok ik met een speciaal samengestelde basis-uitrusting van spullen: twee penselen, een onderlegger met hulplijnen waar je het (licht doorschijnende) papier oplegt, een gewicht voor op het papier, een inktblokje, een inktsteen en een matje om de penselen in te rollen. Heel blij mee.

Die ene plak toast met wat jam was het enige wat ik halverwege de middag gegeten had, dus ging ik op zoek naar iets substantieels. Onderweg dit geweldige neon-object gezien:

Na flink gedubd te hebben over wat te eten, kwam ik uiteindelijk terecht bij een Bar met Bed. Dat wil zeggen een hostel, genaamd Maze, waar een bar aan verbonden was. De lokker voor mij was dat ze er zes craft-bieren op tap hadden. Nummer 1 was een lokale IPA en die nam ik. En voor de trek een kleine pizza. Grappig was dat niet ik hier het initiatief nam om een gesprek te beginnen, maar een van de twee jonge vrouwen in de bediening. Ik denk vooral om haar Engels te oefenen, maar het was toch een leuke ervaring. Ze was op vakantie geweest naar Vietnam, vier dagen slechts, en we waren het er over eens dat vier dagen veel te kort was. Maar het was er wel heel goedkoop. Zo’n gesprek dus.

Na nog wat sightseeing ben ik eind van de middag naar kamer 518 gegaan, om op mijn MacBook Pro de zaterdagkrant te lezen en dit blog bij te werken. Morgen begint de laatste ‘verplaatsing’ van deze Japan-reis. Terug naar Tokyo.